Geplaatst

KIPPENVEL

Kort nadat ik de treurige mail had ontvangen, begon het. Ik liep naar buiten, en stuitte op een voorbij fietsende muzikant die ik zeker tien jaar niet meer had gezien. Ik riep of hij het al wist van Jochem. Hij stopte, het ergste vermoedende.
,,Kippenvel" zei hij, bij het horen van de onheilstijding. Ook later op de avond kwam ik verschillende muzikanten tegen die Jochem gekend hadden. Sommigen wisten van niks, anderen hadden het al vernomen. Maar het waren allemaal muzikanten die ik zelden of nooit zag.
Daags daarna belde, totaal onverwacht, iemand uit de voormalige Tilburgse muziekscene mij op, om puur beroepsmatige redenen. Ik wist dat hij Jochem ook had gekend, en begon over het slechte nieuws. Ook hij wist nog van niks: ,,Kippenvel, man."
Hierna haalden we, gierend van het lachen, herinneringen op.
Want we hebben veel met Jochem van Tol gelachen. Jochem was een gitarist die al jaren in de Tilburgse marge opereerde. Maar hij was vooral bekend om zijn luidruchtige, vaak provocerende gedrag in het uitgaansleven. De vinnigheid waarmee hij je, vaak onverwacht en zonder aanwijsbare redenen, kon benaderen, had algauw karikaturale vormen aangenomen. Zijn boze buien uitten zich vooral in tirades, met stopwoordjes als ‘Fuck you, weet je wel!’.
Zijn gedrag werd in een allang verdwenen blaadje van de allang door 013 opgeslokte Muziekkantenwinkel regelmatig besproken in een roddelrubriek, en in een column van mijn hand. Hierin voerde ik hem regelmatig op als een opvliegerig mannetje, dat constant ‘Fuk joe, weet je wel!’ riep.
Dit werd in een klein muzikantenkringetje een gevleugelde kreet. Jochem was hier erg trots op.
De laatste jaren zag ik Jochem zelden. Hij hoorde bij een afgesloten periode.
Maar sinds het fatale nieuws kom ik allerlei mensen uit datzelfde verre verleden tegen.
En dan is er ineens die rare, onderlinge verbondenheid die de dood met zich meebrengt.
Voor even is Jochem net zo veelbesproken als vroeger. Toen iedereen uit de Tilburgse muziekwereld het leek te hebben over Jochem van Tol, met wie we altijd zo moesten lachen. En van wie we ons geen donder aantrokken toen het misschien nodig was.