Geplaatst

PARKBANKJE

De zwaar behaarde man in het sporttenue kwam mij puffend en blazend tegemoet. ,,Ik ben zo moei!" riep hij me vanuit de verte al toe. ,,Kan ik hier even zitten, meneer?" wees hij op de lege plek naast mij. Natuurlijk kon dat. Hij plofte naast me neer op het parkbankje.,,Ja, ik ben weggelopen op een feest hier vlakbij" begon hij zijn tirade, daarbij een duidelijke drankkegel uitstotend. ,,Daar loopt een neef van mij rond, die heeft honderd Euro van me geleend. En nou doet ie net of ie van niks weet. Dus ik kon het niet uithouden daar, ik kan daar niet tegen."

Tijdens zijn monoloog vormde zich regelmatig een speekseldraad tussen zijn lippen.

,,Want slaan doe ik niet gauw, hè. Of vindt u dat ik er grof uit zie, meneer?"

,,Mwah" sprak ik langs zijn speekseldraad heen kijkend. ,,Maar niet erg agressief." 

,,Maar je kunt wel zien dat ik veel aan sport doe, hè? Hebt u verstand van bijbels, meneer? Ik wel. Ik heb zowel de Turkse als de Nederlandse bijbel gelezen. En die zeggen op veel plekken hetzelfde, dat je goed voor je naasten moet zijn en zo. Dus als ik te eten heb geef ik de man naast mij ook te eten. Pas vroeg een junk mij nog om geld. Heb ik niet gegeven, maar ik ben met hem Döner Kebab gaan eten. Hij zei dank je wel, meneer.

Ja, je moet goed voor je naasten zijn en geen haat voelen. Mijn broer had altijd ruzie met mijn ouders. Maar toen hij met kanker op sterven lag riep hij om ze. ‘Papa, mama’ riep hij. Terwijl die allang dood waren. Ik pakte zijn hand vast, ik zei: jongen toch. Ik vroeg: voel je ze nou bij je? ‘Ja’ zei hij."

Dat verhaal moest hij even laten bezinken. En anders ik wel.

,,Maar ik ga die maat van mij eens zoeken" ging hij, terwijl zich tussen zijn lippen een nieuwe speekseldraad vormde, op een ander onderwerp over. Hij stond op, gaf mij een stevige hand en nam afscheid met een welgemeend: ,,Hé, kerel, rustig aan, hè."