Geplaatst

HEMEL

Staande bij het graf van een dierbare werd ik plots opgeschrikt door geluiden van een naderende kindercolonne.
Het bleken er drie te zijn, samen met hun ouders. Ze huppelden vrolijk over het middenpad van de begraafplaats, hun ouders liepen er in gepaste tred achteraan.
Uit de conversatieflarden die mij bereikten kon ik opmaken dat ze naar oma gingen. Ze spraken erover alsof het een vertrouwd zondags familiebezoekje was. Alleen de locatie was wat veranderd.
Die locatie bleek een tamelijk vers graf te zijn.
,,Waarom heeft oma nog geen grafzerk?" riep een van de drie iets te hard.
De moeder legde het op gepaste fluistertoon uit.
,,Ik moet plassen!" riep de tweede.
,,Dat moet je echt even ophouden, lieverd" fluisterde de moeder.
Onderwijl probeerde de vader een petroleumlampje aan te steken. ,,Niet op het zand komen!" beet hij onderwijl het derde kind toe.
,,Maar ik moet echt heel erg plassen!" riep de tweede weer.
,,Dat gaat nu echt niet!" sprak de moeder.
De vader worstelde met de petroleumlamp en de aansteker. Door de wind vatte het zaakje maar moeilijk vlam.
,,Niet op het zànd!" riep hij tussendoor tegen het derde kind, dat de ongeschreven kerkhofetiquette alweer vergeten leek.
De kinderen kwetterden vrolijk voort rond die rare molshoop waar oma blijkbaar voortaan onder woonde. Beurtelings of tegelijk verlieten zij regelmatig de molshoop om op verkenningstocht uit te gaan. Bij elke poging van de ouders om de kinderschaar bijeen te houden nam de stemverheffing toe.
Het petroleumlampje had eindelijk vlam gevat. Maar er moest nog een tweede aangestoken worden. En de wind was nog steeds onberekenbaar. Gelukkig lukte het na twee keer wonderwel. De kinderen waren al bijna tikkertje rond de grafzerken aan het spelen.
Met een bevel waar nog een flinterdun vernislaagje van beheersing overheen lag kregen de ouders de kinderen nog één keer rond de verse groeve geschaard. Na een korte stilte zei vader: ,,Nou, zeg maar dag oma."
,,Dag oma!" zeiden de kinderen in koor. Voordat ze de aftocht bliezen wierpen ze nog enkele kushandjes naar de molshoop. Ze geloofden duidelijk nog in een hemel. Ach, waarom ook niet?