Onlangs stond het eerste artikel van een reeks in het Brabants Dagblad over het thema Toekomst van Tilburg 2040. Het was geschreven door professor Ton Wilthagen, hoogleraar Arbeidsmarkt aan de Universiteit van Tilburg. Volgens hem is de conclusie helder: “De toekomst is aan sterke steden met slimme mensen.” Die uitspraak roept vragen op. Wie zijn die slimme mensen? Zijn dat mensen met een hbo-opleiding en hoger? Of mogen ook mensen met een middelbare beroepsopleiding zich daartoe rekenen? Wat is ‘slim’ volgens Wilthagen? En hoe zit het met de mensen die buiten zijn definitie van ‘slim’ vallen? Zijn die dom? En hoe zit het met de toekomst van hen die niet aan Wilthagens definitie voldoen? Vallen zij buiten de boot? Moeten zij het maar zelf zien te rooien? Hebben zij recht op een plek in Wilthagens toekomst? Of wordt hen een helpend handje toegestoken zodat zij tenminste het hoofd boven water kunnen houden? En zo ja, door wie dan?
Er is in onze steeds complexere samenleving altijd een groep mensen die het moeilijk vindt om te overleven. Simpelweg omdat hun intellectuele groeimogelijkheden beperkt zijn, door fysiologische -dus aangeboren- en/of sociaaleconomische oorzaken. Wie dit klakkeloos als een onvermijdelijkheid accepteert zonder te bedenken hoe ook deze kwetsbaren bestaanszekerheid kunnen hebben, accepteert niet alleen een boel menselijk leed maar ook hoog oplopende maatschappelijke kosten van opvang, zorg, onderwijs, veiligheidsmaatregelen etc.. Kort gezegd: Wie accepteert dat mensen buiten de boot vallen, draait een kraan van ellende open. Helaas zien we de huidige regering van VVD, CDA en gedoogpartner PVV deze kraan wagenwijd openzetten. Nadat eerst de dweil is wegbezuinigd.
Het kan ook anders. We kunnen de wereld ook zien als een gemeenschap waarin mensen niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk samen leven. In die samenleving moet elk individu zich staande kunnen houden en zich naar vermogen kunnen ontplooien, ook al is daarvoor ondersteuning nodig. Wil je dat elk individu een menswaardig, productief leven kan leiden, dan zul je bij de inrichting van die samenleving iederéén moeten betrekken en iederéén een eigen volwaardige plek gunnen, hem of haar moeten helpen die plek in te nemen. Dan betoon je je niet alleen een menselijke maatschappij maar ook een economisch verstandige: Je draait de kraan dicht en in geval van een lek in de waterleiding dweil je samen indien nodig.
Om dat te kunnen doen, zul je naast investeren in de kenniseconomie ook moeten nadenken over het creëren van volwaardig beloond werk voor laag opgeleiden. Dan moet je misschien zelfs wel toe naar een soort basisinkomen voor iedereen, of in elk geval (als dat een brug te ver is) naar herdefiniëring en herwaardering van de begrippen ‘werk’ en ‘beloning’. Werk kan immers behalve betaalde arbeid ook andere voor de samenleving zinvolle activiteiten betekenen (vrijwilligerswerk, mantelzorg). En ‘beloning’ zou moeten betekenen dat ook wie die soorten werk verricht een menswaardige vergoeding ontvangt die hem of haar tenminste bestaanszekerheid garandeert en kwaliteit van leven.
Vandaar ons idee destijds voor het gemeentelijk werkbedrijf waar de gemeente (weliswaar erg traag en fiks gehinderd door Haagse bezuinigingen) mee aan de slag is nu. Groen- en grijsonderhoud dat nu voor veel geld aan marktpartijen wordt overgelaten, kan best geheel of gedeeltelijk weer in eigen (overheids-) beheer door mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Of voor ons part door bedrijven die in samenspraak met de gemeente hun maatschappelijke verantwoordelijkheid willen nemen. Hetzelfde geldt voor toezichthoudende en administratieve taken, en voor veel zaken die eigenlijk zouden moeten gebeuren maar nu blijven liggen omdat er geen geld voor is. Het is een kwestie van willen. En van herverdeling van middelen natuurlijk.
Het Brabantse provinciebestuur heeft de laatste jaren nagenoeg alleen geïnvesteerd in de kenniseconomie (de hele politiek heeft er de mond van vol) in Brainport in Eindhoven en omstreken terwijl er bijvoorbeeld geen enkel beleidsplan is ontwikkeld voor de sector toerisme en recreatie in. Terwijl dat een sector is waar bij uitstek ook laaggeschoolden een plek kunnen vinden. Een enorme gemiste kans dus op economische en menselijke ontwikkeling en winst.
In veel landen vind je overal kaartcontroleurs in de bussen, liftbediendes in grote gebouwen en inpakkers aan de kassa’s van supermarkten. Dat werk lijkt misschien te simpel en soms mensonwaardig (dat ligt er maar helemaal aan) maar het is een bewuste keuze van de maatschappij daar: Op deze manier kunnen ook laaggeschoolde mensen wat verdienen. En dan zijn er ook nog de diensten waar onze economie steeds meer op draait en onze samenleving steeds meer om vraagt. Kijk naar allerlei zorgtaken waar in het huidige op besparing en efficiency gerichte systeem nu geen geld en dus tijd voor is. Maar die wel essentieel zijn voor de kwaliteit van die zorg. En die dus een heleboel zorgkosten zouden besparen als er wel geld en tijd voor zou worden vrijgemaakt.
Helaas is de beloning voor dit werk veel te laag: dat zou anders moeten en -met een grondige herverdeling van middelen- ook kunnen. Maar in Nederland is dit soort banen uit efficiency-overwegingen weggegumd. Terwijl het argument niet ‘efficiency’ maar ‘werk voor iedereen’ had moeten zijn. De winst die je als samenleving daarmee boekt is in elk geval maatschappelijk: een productieve rol voor meer mensen en meer intermenselijk contact. Mensenwerk in plaats van anonieme razendmakend kafkaeske technologie en bureaucratie. Maar de winst is wel degelijk ook financieel-economisch: Doordat je de kraan dichtdraait, bespaar je enorm op maatschappelijke uitgaven op zorg, welzijn, veiligheid etc. En je laat zien dat je een menswaardige samenleving vormt.
Veerle Slegers en Diane Wilthagen voor de SP in Tilburg
Reacties
Eén reactie op “De toekomst is aan de slimmen?”
Een jaar of wat terug stond in Elsevier een idee waarmee de door jullie geschetste ideale maatschappij een forse stap dichterbij zou komen:
Belast niet de arbeid zelf, zoals nu gebeurt, maar belast de productiviteit, de opbrengst van die arbeid. Dan maakt de snelheid waarmee Jantje of Pietje werkt ineens een stuk minder uit en kunnen de 'dommen' (sic) zich een volwaardiger plek in de samenleving verwerven.