Op natuurexcursies sta ik vaak meer nog dan het publiek perplex van wat ik soms ineens zie en ontdek. Vaak lijkt het werkelijk alsof daarbij een onpeilbaar zesde zintuig in het spel is.
Op school had ik vroeger al vaak dat mijn ogen ineens onweerstaanbaar van bord of schrift naar de ramen werden getrokken vanwege een gevoel van ‘overtrekkende ganzen’.
"Hé ganzen", riep ik dan wel eens enthousiast door de klas als dat gevoel nog juist bleek ook. En hoe vaak moest ik niet op de fiets ineens onweerstaanbaar en terecht achterom kijken vanwege zo’n zelfde vogelgevoel ineens achter mijn rug. "Stop, stop", riep ik vorig jaar nog tijdens een autorit, "ik heb het gevoel dat hier een klapekster zit". Met een verrekijker werden de boomtoppen in de verte afgespeurd, en jawel. En hoe vaak werden zo eerder zelfs tot op de tak nauwkeurig vermoedens bevestigd van bijvoorbeeld een ijsvogel. Puur biotoopkennis? Soms lijkt er echt meer aan de hand.
Hebben vogels een uitstraling die je kunt voelen en kunnen vogels omgekeerd onze stemmingen voelen? Landen ooievaars echt daar waar een kindje wordt geboren? Zijn de regenwulpen in de daarnaar genoemde roman van Maarten ’t Hart meer dan zomaar toevallig overtrekkende vogels als in het boek zijn moeder overlijdt? Vormen ze echt een soort verbindingsschakel naar de andere wereld? Als je hier regenwulpen ziet, gaan ze in elk geval altijd van de ene wereld naar de andere. Ze zijn of onderweg van hun broedgebieden in de toendra naar tropisch Afrika of vanuit die wereld weer terug naar de ontdooide eindeloosheid die je zo mooi hoort ook in composities van Grieg en Sibelius. In ons land hoor je van die regenwulpen ook alleen maar de trekroep, het geluid van regenwulpen op reis: een herhaald helder bibibibibibibi (meestal zeven keer). De zang met prachtige rollende trillers laat de regenwulp pas horen in de Arctische broedgebieden.
Toch kwam die regenwulpzang de afgelopen week ineens ter sprake op de Landschotse hei onder Middelbeers. Ik vertelde over de nog levende Finse componist Einojuhani Rautavaara (1928) en hoe die in sommige composities gebruik maakt van opgenomen vogelgeluiden, hoe prachtig je in een van zijn stukken (Cantus arcticus) de zang van regenwulpen hoort. U raadt het al: geen minuut later komt vanuit de verte een groep trekvogels in onze richting gevlogen. "Bibibibibibibi", zo bevestigen ze wat we al vermoedden, zo wordt waargemaakt waar we van droomden. Maar dan wordt het nog gekker. Speciaal voor ons zo lijkt het gaat de vlucht regenwulpen vlak voor onze ogen lager vliegen. En als ze dan optimaal binnen ons gehoorbereik zijn, trakteren ze ons op die prachtige rollende toendratrillers uit het land van Rautavaara. Een geluid dat je in Nederland normaal nooit hoort, maar waar we het wel net over hadden.
voor overzicht per onderwerp van eerdere stukjes (met links)
zie weblogoverzicht: A tot G G tot M, M tot S en T tot Z