Geplaatst

Milieucriminaliteit in Tilburg

Milieu is uit, zo las ik pas. Dat zou een schone zaak zijn. Ik was de eerste die in Tilburg aan de bel trok met de term ‘milieu’, maar ook de eerste die dat woord bij het grofvuil deponeerde. Bedrijven en overheden pompten een dusdanig andere inhoud in het woord ‘milieu’ dat voor de aanvankelijke milieuvoorvechters het zwaar vervuilde woord niet meer te gebruiken was. En dat ging in Tilburg gepaard met ruige milieucriminaliteit.

"Milieu" was aanvankelijk geen kwestie van allerlei dingen dóen ("voor het milieu"), maar van dingen láten: met name reclame, ofwel nóg meer consumptiebevordering. Milieubesef betekende het besef dat je niet méér energie en grondstoffen kon consumeren dan de natuur produceerde. Dus werd er gepleit voor "economie van het genoeg", "versoberen", "consuminderen", en vooral "minder reclame".

Maar nog luider werd toen reclame gemaakt voor het omgekeerde, begeleid met harde acties naar wie daadwerkelijk ging consuminderen (zie ‘Denkend aan Huttonia’). Ja, wat lazen we zelfs over de slachtoffers van die acties, de mensen die opriepen om het rustiger aan te doen en te stoppen met al die milieubelastende activiteiten en aanhoudende acties…. Dát waren zogenaamd de "activisten"! Het was hun beroep zelfs! In de beeldvorming maakten ze zich bovendien niet druk om de kwaliteit van het leefmilieu van de mens, maar alleen maar om het welzijn van een rupsje of kevertje. In de reclame werden ze helemáál belachelijk gemaakt. Alleen auto’s kregen nog serieuze aandacht en erkenning als zijnde "milieubewust". Ménsen nog met dergelijke kwaliteiten werden allemaal afgeschreven of minstens gedegradeerd tot "geitenwollen sokken".

In die strijd van industrie contra natuur/milieu liet de gemeente Tilburg zich dan ook nog eens inhuren om eenzijdig alle aandacht te verleggen naar industrie: ‘Tilburg Moderne Industriestad’. Symbolen van natuur en leven werden daarbij demonstratief omlaag gehaald. De bevolking diende zich volledig te bekeren tot de consumptiegoederen van de moderne industrie. De bekende reclameterm ‘modern’ moest nog eens extra al het andere ouderwets verklaren en extra draagvlak creëren voor een stad, gemoderniseerd naar de wensen van de bouwondernemingen en andere bedrijven achter de campagne. Commentaar op reclame – het aanvankelijke milieuaandachtspunt bij uitstek – viel tegelijkertijd nog nadrukkelijker onder de censuur. Mijn uiterste middel destijds tot aandacht voor de geconstateerde corruptie en milieucriminaliteit was zogenaamd zelfs doel op zich, ofwel "poging om zonder geld te leven".

Onder invloed van subsidies en wel of niet serieus genomen worden door overheid en media, zwegen ook de plaatselijke natuur- en milieuorganisaties over deze grote anti natuur- en milieucampagne. Braaf zich voegend naar de subsidieverstrekkers schonk het plaatselijke milieudebat zelfs geen enkele aandacht aan publicaties over de plaatselijke stadsnatuur, terwijl ze wel propageerden om als "goed voor het milieu" die stadsnatuur op te offeren aan bijvoorbeeld kanaalverbreding. Nee, bestuurders, ambtenaren en bedrijfsvoorlichters gaven voortaan inhoud aan het begrip ‘milieu’, gaven het ene na het andere voorbeeld van de ergste milieuvervuiling: de vervuiling van het woord milieu zelf. Maar gelukkig: "milieu is uit".

Voor overzicht per onderwerp van eerdere en latere stukjes zie

‘Van Adje tot Lindeboom’
‘Van Mall tot Zot
‘Van Mall tot Zot (vervolg)’