De slang begint al bij de FEBO®. Zeker vier koppen breed en honderden hoofden lang. Het zijn vooral veel Japanners met hier en daar een Noord Koreaan en een Oezbeek. Ze praten enthousiast en klikken met hun cameraatjes. Ze bezetten het hele stadhuisplein. Ze drinken Schrobbelèr® en dragen groenoranje sjaals. Een Japanner toont zijn vrouw trots de replica van Peerke® die hij in een van de souvenirshops kocht. Leuk voor in de pagode.Ook ik heb zin in Vincents Tekenlokaal en sluit aan in de rij. Met stip op één in alle toeristengidsen. Een culturele klapper van jewelste. De meterslange vlaggen van het Stadsmuseum® wapperen fier in de wind. Nog anderhalf uur wachten en ik mag naar binnen. Ik ben een beetje zenuwachtig.
In de tussentijd worden we vermaakt door acteurs. Een met alpinopet uitgedoste toneelspeler zit achter een schildersezel. Even verderop tikt een besnorde schoolmeester de mensen met een rietje op hun vingers. Daar lachen de Oezbeken hard om. Ook rennen er drukke dwergen in het rond, om de jonge Vincent ‘uit te beelden’. Ze slepen met boekentasjes en dragen drollenvangers. Precies zoals Vincent. Af en toe roepen ze: ‘Ik wil naar moesje. Mijnheer, weet u waar mijn moesje is?’ Hilariteit alom.
En kijk, daar is de cultuurmakelaar! Hij mengt zich onder de wachtenden, biedt de mensen marsepeinen oortjes aan en praat enthousiast over de wonderlijke zaken die ons te wachten staan. ‘Vincent’s drawing cabinet will not disappoint you, dear sir. Have fun,’ roept hij glunderend. Tientallen keren moet hij poseren met enthousiaste Japanners. Lachend ondergaat hij de aandacht. Als cultureel roerganger kent hij zijn pappenheimers inmiddels wel.
Eindelijk betreden wij de statige marmeren trap. De geüniformeerde portiers begroeten ons met veel aplomb. ‘Bienvenu au local de peintre de Vincent! Welcome to Vincent’s drawing cabinet! Willkommen im Vinzents Zeichenlokal!’ Ik koop een kaartje à € 11,75 en ga naar binnen.
De Japanners drommen samen bij de ruimte waar ze een authentieke afranseling kunnen krijgen. Ze doen hun broekriemen alvast los. Net als vroeger op school krijgen ze ervan langs met een plat stuk splinterig hout. Petsen op de bips. Een acteur met druipsnor en plakhaar staat al klaar met het ‘gereedschap’.
Ik ga direct naar Vincents lokaal. Het ruikt er lekker ouderwets muf. De conservator vertelt in vijf talen dat Vincent nooit zijn huiswerk maakte. Hij zat achterin de klas waar hij stiekem fikkie stookte. Ook had de rekel een keer een inktpot omgegooid. Of Vincent al dan niet onder de rokken van Jannetje Hoekens had gezeten, wilde de conservator niet zeggen. Hoofdmeester Mutjes vond Vincent overigens een uitvreter met een abominabele pengreep. De rossige kwibus was bijzonder slecht met slagschaduwen.
Vincent zat naast Evert Hardensluis, wiens verre nazaat nu een bloeiende handel in beplating heeft. Evert en Vincent maakten samen veel plezier. ’s Zomers vingen ze stekelbaarsjes in de Piushaven. In die tijd een delicatesse. De conservator vertrouwt ons toe dat de plannen voor een maritiem Van Gogh museum in een vergevorderd stadium zijn. Vincents Visstek gaat het heten. De stekelbaarsjes worden as we speak gekweekt in Moergestel en Riel. In het najaar van 2010 worden ze uitgezet, op de klanken van de Nuenense fanfare.
Tilburg zet zijn culturele erfgoed alwéér met succes op de kaart. Wat zijn wij Tilburgers toch geluksvogels.