Geplaatst

Storm

Het was rotweer. Regen sloeg tegen de ramen en de wind loeide om het huis. En het leek wel avond, zo donker was het, terwijl het pas vier uur was. Geen weer om buiten te spelen.
Aram zapte tussen de tv zenders heen en weer en sprong steeds op om iets te pakken en weer weg te leggen, iets te drinken te halen, te frummelen met dingen en door de kamer te ijsberen. Hij kon niet stilzitten. Nooit gekund. Hugo was er wel aan gewend geraakt, al kon hij het soms niet laten om er iets van te zeggen. Maar dan werd Aram pissig en daar kon Hugo eigenlijk nog minder goed tegen.

Hugo had zich met zijn stripboek in de hoekkussens van de bank genesteld en probeerde niet op Arams onrust te letten. Huub lag naast hem, met zijn kop op Hugo’s schoot. Zo af en toe zuchtte hij en keek hij verwijtend op naar Hugo. Hugo wist wel waarom. Te saai. Maar het was echt geen weer voor een ommetje.
Al snel was hij verdiept in het avontuur van Kuifje en hij schrok op toen Aram keihard en hoog lachte. Hij stond voor het raam.
Huub tilde zijn kop op, blafte kort en sprong van de bank.
‘Wat nou weer?’ zei Hugo.
Aram wees naar buiten en Hugo stond op en ging naast hem staan. Een druipnatte en verwaaide man rende achter zijn pet aan, die als een dronken lor door de straat zwalkte, op en neer en dan weer – hoppaaaa – omhoog, tot hij op de stoep neerstortte maar net niet lang genoeg bleef liggen voor de man om hem te pakken, maar even zo vrolijk weer als een wiel vooruit dartelde, met de natte man in de achtervolging.
De straatverlichting sprong aan en verspreidde vuile oranje vlekken. Alle huizen aan de overkant waren nog donker. Bijna iedereen was natuurlijk nog op zijn werk, bedacht Hugo. Het leek wel middernacht, maar dat was het nog lang niet. Zijn ouders waren ook nog niet thuis van hun werk.

Een windvlaag stortte zich frontaal op het raam. De sponningen kreunden. Hugo deed een stap achteruit, maar ook achter hem hoorde hij hoe de wind hun huis aanviel. Er ratelde iets door de achtertuin. Wat was dat? En dat geklapper? Het tuinhekje?
Opnieuw stortte de wind zich als een sloopbal tegen het huis. Alles kraakte en weer kletterde er iets metaligs tegen de achtergevel. Ergens verder weg hoorde hij glas breken.
‘Zijn de ramen boven dicht?’ vroeg hij aan Aram, die nu met zijn playstation in de weer was.
‘Weet ik veel,’ antwoordde die afwezig. ‘Wat kan het schelen?’
‘Hoor je dan niet dat het stormt?’ vroeg Hugo.
Aram keek op en luisterde naar de wind die om het huis heen gierde.
‘Nou, en?’ zei hij.
‘Ik vind het eng,’ zei Hugo.
‘Baby,’ zei Aram minachtend. Hij sprong op en danste spastisch door de kamer terwijl hij ‘baby baby baby’ zong.
Hugo rende de trap op en keek in alle kamers of de ramen dicht waren.
Boven was de herrie nog erger. Als het dak maar bleef zitten! Opnieuw gromde en huilde de wind alsof hij de grote boze wolf was. Of Godzilla, of King Kong, die door de stad stampte en alles in zijn pad vernielde.
Weer beneden trof hij Huub rechtop in zijn mand. Hij jammerde een beetje en keek Hugo ongerust aan.
‘Hé, Huubke,’ zei Hugo zachtjes tegen hem. ‘Het is alleen maar harde wind, hoor.
Aram lachte schel, liet een keiharde scheet en riep: ‘Dat is pas een harde wind.’
Hij sprong op en even later bonkte hij met drie treden tegelijk de trap op. Even daarna hoorde Hugo het muziekje waarmee de pc altijd opstartte.
De telefoon ging. Hugo schrok van het geluid. Zijn hart bonkte toen hij opnam.
Het was zijn vader, dat hij de weg nog even niet opdurfde met dit weer. En mama kwam ook wat later vanwege het weer. En of de ramen en deuren dicht waren.
‘Ja,’ zei Hugo.
‘Is het bij jullie ook zo bar?’ vroeg zijn vader.
‘Ja,’ zei Hugo weer, terwijl de wind binnendrong door de bovenlichten en als een spook rondfloot.
‘Huub is bang,’ voegde hij er aan toe.
‘Dat is nergens voor nodig,’ zei zijn vader. ‘Het is maar wind. Gewoon binnen blijven en de ramen en deuren dichtlaten, dan kan er echt niks gebeuren.’
‘Oké,’ zei Hugo.
Dat moest hij dan maar geloven.
Hij deed de gordijnen dicht en riep Huub. Samen gingen ze weer op de bank zitten, Hugo met zijn boek en Huub met zijn kop op Hugo’s schoot en samen wachtten ze tot de storm ging liggen.