Geplaatst

Madame Tilia

Het was een eigenaardige zaterdag, die eerste echte dag van de kermis, maar waar dat aan lag? Fleur dacht dat het kwam omdat ze het net had uitgemaakt met Bastiaan. Ze had het ineens zó ontzettend gehad met hem en zijn fantasywereldje. Uitgerekend vandaag wilde hij voor de zoveelste keer de dvd van “In de Ban van de Ring” gaan bekijken, compleet met alle extra’s, terwijl hij heel goed wist dat Fleur zich al wekenlang had verheugd op de kermis.‘Maar het is nog tien hele dagen kermis,’ had Bastiaan gezegd en Fleur had geroepen: ‘Ja, en die onzin van jou gaat het hele jaar door.’
‘Onzin?’
Even zweeg Bastiaan verbluft. ‘Een andere film dan?’ zei hij toen. Hij begreep er gewoon geen snars van.
‘Ik wil het uitmaken,’ zei Fleur. ‘Die fantasyflauwekul is niks voor mij. Ik geloof niet in magie.’
Bastiaan werd bleek. ‘Het is geen flauwekul,’ zei hij. ‘En het heeft niks met geloven te maken. Magie bestaat, of je er nou in gelooft of niet.’
‘Best,’ zei Fleur. ‘Doeg.’

En daarom ging Fleur dus met haar beste vriendin Anja naar de kermis in plaats van met Bastiaan.
Ze voelde zich een beetje raar. De atmosfeer leek geladen met statische elektriciteit, alsof het elk moment kon gaan onweren. Het dichte wolkendek had een groenige metalen glans en over alles hing een wonderlijke gloed die niks met de kermis te maken had. Fleur probeerde dat vreemde gevoel van zich af te schudden maar het klemde zich aan haar vast, schoof onder haar nagels en drong zich in haar huid.
‘Was hij kwaad?’ vroeg Anja.
‘Eerst verbaasd,’ zei Fleur. ‘En toen een beetje beledigd.’
Anja lachte schamper. ‘Omdat je niet in kabouters en elfen gelooft, of dat er echt ergens een Zweinstein is? Stomme brugpieper!’
Anja en Fleur zaten zelf ook in de brugklas, maar Fleur begreep wel wat Anja bedoelde. Wat had ze toch ooit in die kleuter, die nerd, gezien? Altijd met zijn neus in fantasyboeken en verhalen over mysterieuze zaken of bezig in chatgroepjes waar het alleen maar over fantasy en magie ging. En dan al die festivals waar hij verkleed als magiër of hobbit naar toe wilde. Maar nu het uit was kon ze mooi achter Rogier aan, die al in de derde zat, als hobby brommers en merkkleding had en niet in sprookjes geloofde.

Na een half uur schuifelen en dringen stonden ze aan het begin van de Heuvel en het was Fleur nog altijd niet gelukt om dat vreemde gevoel kwijt te raken. De lucht om haar heen wervelde en knetterde, maar toen ze er iets over zei tegen Anja keek die haar niet-begrijpend aan en zei: ‘Ik voel niks.’
Anja had bij een paar attracties gezegd dat ze er wel in wilde, maar Fleur had overal haar schouders bij opgehaald, tot haar oog viel op een bordje met een pijl dat tussen de loterijtent en een kraam met een of ander behendigheidsspel in hing.
“Madame Tilia. Waarzegster” stond er op. De pijl wees naar een onooglijk tentje.
‘Dat lijkt me wel wat,’ lachte Fleur. Anja proestte het uit. Ze haakte haar arm door die van Fleur en wilde haar meenemen naar de volgende attractie, maar Fleur bleef staan. Op de een of andere manier trok het tentje haar naar zich toe.
‘Zal ik het doen?’ vroeg ze.
‘Wat? Daarin?’
Anja liet haar los en keek twijfelend naar het morsige tentje.
‘Wat wou je dan vragen?’
‘Gewoon. Dingen.’
‘Waarom zou je zoiets raars doen?’ vroeg Anja. Fleur voelde de atmosfeer weer knetteren. Het leek of haar haren overeind stonden. Wat mankeerde haar toch?
‘Omdat het er een geschikte dag voor is,’ zei ze. ‘Een hele rare dag.’
‘Zelf weten,’ zei Anja, ‘maar ik ga daar dus echt niet naar binnen.’

Fleurs mond viel open toen ze het tentje binnengestapt was. Wat een ongelooflijk knappe truc! Het leek alsof ze buiten was, onder de kruin van een enorme boom. Zonlicht viel door het lichtgroene bladerdak heen en de illusie was zo sterk dat ze haast niet kon geloven dat dit een piepklein tentje was.
Op een klein rond tafeltje naast de dikke boomstam stond een kristallen bol en daarachter zat Madame Tilia. Ze zag er precies zo uit als je zou verwachten van een waarzegster. Haar haren waren gitzwart, ze droeg een rode hoofddoek met een franje van gouden munten, haar ogen waren zwartomrand met kohl en ze droeg dikke gouden oorringen.
‘Wat is je vraag?’ zei ze. Haar stem klonk alsof ze door een rasp sprak.
‘Eh,’ zei Fleur, die haar ogen maar met moeite op Madame Tilia kon richten en liever wilde blijven rondkijken. Wat moest ze nou vragen?
‘Hoe werkt dit?’ zei ze, terwijl ze met haar arm gebaarde naar de kruin boven haar, het gras onder haar voeten. Ze hoorde vogels fluiten en bladeren ruisen en ze voelde een briesje langs haar armen glijden.
Madame Tilia glimlachte.
‘Ik bedoel een ander soort vraag,’ zei ze. ‘Een vraag die je aan een waarzegster stelt.’
Ze gebaarde naar een krukje. ‘Ga zitten.’
Fleur ging zitten terwijl ze nadacht over een vraag. Eigenlijk wist ze niks, niks wat er echt toe deed. Ze vroeg het eerste dat in haar hoofd opkwam.
‘Krijg ik verkering met Rogier?’
Madame Tilia veegde met haar hand over de kristallen bol en tuurde. Fleur keek mee maar de bol was groen van de bladeren en het gras en verder zag Fleur er helemaal niks in.
‘Rogier Hulsman?’ zei Madame Tilia.
Fleur viel zowat van haar krukje. ‘Hoe… hoe weet u dat hij Hulsman heet?’
‘Je bent waarzegster of je rommelt maar wat aan,’ zei Madame Tilia met een knipoog, en ze voegde er ernstig aan toe: ‘Verkering. Jazeker, maar het zal niet zo lang duren. Hij kan het niet aan.’
‘Wat niet?’
‘Madame Tilia,’ zei Madame Tilia raadselachtig.
‘Waarom zal het niet lang duren?’ vroeg Fleur. ‘Is het vanwege Ba…’.
Madame Tilia lachte. ‘Vanwege Bastiaan van Bodegraven? In zekere zin wel.’
Fleur begreep er helemaal niks van. ‘Ik heb het uitgemaakt met Bastiaan,’ zei ze.
‘Ja,’ zei Madame Tilia. ‘Dat zie ik. Waarom?’
‘Omdat hij net een klein kind is. Hij gelooft nog in sprookjes en magie.’
‘En dat doe jij niet?’
‘Nee,’ zei Fleur stoer. ‘Allicht niet. Ik ben niet gek.’

Pas een week later, toen ze met Rogier over de kermis slenterde, begon ze aan die uitspraak te twijfelen.
Ze hield Rogiers hand stevig vast en liet zich door hem meevoeren naar waar hij heen wilde, maar toen ze op de Heuvel kwamen bleef Fleur ineens stokstijf staan.
‘Hé,’ zei Rogier.
‘Hier stond vorige week een waarzegster,’ zei Fleur.
‘Hier?’
‘Ja,’ zei Fleur aarzelend, want ze zag wel dat daar helemaal geen plaats voor was. ‘Madame Tilia.’
Rogier trok zijn wenkbrauwen op. ‘Dat zal wel ergens anders geweest zijn.’
‘Het was hier.’
‘Vrouwen!’ zei Rogier plagerig. ‘Geen gevoel voor richting. Dat kan toch helemaal niet, schatje! Er liggen alleen maar leidingen en buizen, dat zie je toch zelf ook wel?’
Hij wilde haar over haar haren strijken maar Fleur dook weg en riep driftig: ‘Doe niet zo irritant! Ik ben niet gek. Hier stond vorige week een tentje van een waarzegster. En een hartstikke echte waarzegster. Ze wist… Nou, van alles… En haar tent, het leek buiten, met een boom en zon en…’
Rogier liet haar hand los en deed een pas achteruit. ‘Krijg je dat als je te lang met Bastiaan van Bodegraven omgaat? Doe effe normaal, ja.’
‘Het was hier,’ zei Fleur. ‘Ik weet het zeker.’
‘Hier heb ik dus geen zin in,’ zei Rogier, en hij hoefde niet eens te zeggen dat het uit was want dat wist Fleur al. Madame Tilia had het voorspeld.
‘Het was hier,’ mompelde ze tegen zichzelf. ‘Ik weet het zeker.’
Iemand tikte haar op de schouder. Het was Bastiaan.
‘Wat was hier?’ vroeg hij, en voor Fleur het wist had ze het hem verteld.
Hij pakte haar hand en kneep hem haast fijn.
‘Weet je wat er ooit op die plek stond?’ zei Bastiaan met een hoofdbeweging naar waar Fleur had gewezen. ‘De oude lindeboom. Een van de oudste bomen van de buurt. Hij is in 1994 gerooid omdat hij ziek was en niet meer gered kon worden. Er is een hoop ruzie over geweest omdat veel mensen die boom wilden behouden. Omdat het een magische boom was.’
‘Magisch?’
‘Er hoorde een legende over Maria bij. En andere mysterieuze verhalen over geheimzinnige dingen die op die plek gebeurd waren.’
Fleur lachte, maar ze hoorde zelf dat het een beetje een nerveus lachje was.
‘Je gelooft er geen moer van, he?’ zei Bastiaan teleurgesteld.
Maar Fleur herinnerde zich die vreemde zaterdag maar al te goed. De lucht die wel elektrisch geladen leek, die wonderlijke glans die overal overheen gehangen had. En de tent van Madame Tilia, die van binnen veel groter was dan van buiten. En ze herinnerde zich nog iets. Het was stil geweest in de tent. Ze had geen muziek gehoord, geen sirenes, geen zware bassen, geen gegil van mensen, alleen het geruis van het blad en zingende vogels.
‘Ik geloof het wel,’ zei ze, en haar hart begon te bonken.
Bastiaan keek haar met grote ogen aan.
‘Weet je wat het Latijnse woord voor lindeboom is?’ vroeg hij, en Fleur wist niet waar het vandaan kwam, maar ze zei het woord tegelijk met Bastiaan.
‘Tilia.’

Dit is die oude lindeboom, in 1892.