Geplaatst

Een dagje uit

Hoog boven ons ratelt een groot rood monster ondersteboven voorbij. Iedereen krijst van angst en ik wil hier weg, maar papa legt zijn arm om mijn schouders en zegt lachend: ‘Kom op, Sassie. Wat denk je? Zullen we eens gek doen?’
Ik ruk me los en stap opzij. ‘Nee.’
‘Waarom niet?’
‘Geen zin.’Joep, die zijn zuurstok als een roze snor tussen zijn neus en zijn bovenlip geklemd hield, laat hem daar nu vanaf rollen en zingt: ‘Sassie is een schijtlaars, Sassie is een schijtlaars.’
‘Hou je kop,’ zeg ik. ‘Ga zelf.’
‘Ik mag er nog niet in,’ zegt Joep. ‘Je moet 1.20 m zijn.’
‘Alsof jij er in zou durven als je een centimeter langer was.’
Boven ons gillen mensen die op hun kop voorbij razen.
‘Tuurlijk wel.’
‘Helemaal niet.’
‘Ophouden!’ zegt papa. ‘We gaan iets anders doen. Wat dacht je van die schipschommel?’
‘Ga maar met Joep,’ zeg ik. ‘Daar mag hij wel in.’
Maar Joep kijkt met grote ogen naar de enorme schommel die achter ons op en neer zwaait, haalt zijn schouders op en zegt: ‘Ik hoef er niet per se in. We kunnen ook iets doen wat Saskia wel durft.’
‘Dat is een goed idee, knul,’ zegt papa. Joep lacht een vals lachje dat papa niet ziet, maar ik wel. Ik bedenk net op tijd iets veel beters dan een schop tegen zijn schenen.
‘Ik wil wel naar het spookslot,’ zeg ik. Want Joep is als de dood voor spoken en vampieren en voor het donker. Ik ben nog nooit in het spookslot geweest, maar ik heb op school gehoord wat dat is. De show valt wel mee. Dat is achter glas. Maar voordat je binnen bent moet je door een pikdonkere grot. Daar zit een monster en er komen duivels uit het plafond. Joep gaat in zijn broek piesen van angst.
‘Durf je daarin, Joep?’ zegt papa.
‘Ikke wel,’ zegt Joep, maar zijn lip trilt een beetje.
Net goed.
Papa bestudeert de plattegrond van de Efteling.
‘Het spookslot is die kant op,’ zegt hij, dus we lopen die kant op, langs winkeltjes en kraampjes met snacks en snoep en ijs en souveniers.
Overal wijzen bordjes naar Villa Volta, het Sprookjesbos en Droomvlucht.
‘Of toch eerst naar de Droomvlucht?’ zeg ik.
‘Jongens, ik vind alles best,’ zegt papa. ‘Joep?’
‘Dat is voor meisjes,’ zegt Joep, zijn wangen bol. Hij knarst snel het laatste stuk zuurstok kapot, slikt en zegt : ‘Hotdogs!’
‘Een hotdog?’ zegt papa. ‘Je hebt die zuurstok nog niet eens helemaal doorgeslikt.’
‘Wel,’ zegt Joep. Papa lacht.
‘Sassie?’
Ik schud mijn hoofd. ‘We mogen maar één snack van mama.’
Papa knipoogt. ‘Ik zeg niks als jullie ook niks zeggen.’
Joep giechelt.
Ik stomp hem tegen zijn schouder. Heel zachtjes, maar Joep krimpt in elkaar en roept keihard: ‘au!’
‘Zeg, Sas, doe eens niet zo vervelend. En Joep, stel je niet zo aan.’
‘Ik wil toch eerst naar het spookslot,’ zeg ik. Dat zal Joep leren.
Maar Joep wil nu een hotdog, dus papa gaat een hotdog kopen en wij wachten bij een paddestoel, rood met witte stippen, waar muziek uitkomt. Joep beweegt zijn hoofd en draait met zijn heupen.
‘Doe niet zo stom,’ zeg ik.
‘Doe zelf niet zo stom.’
‘Ik doe niet stom.’
‘Welles.’
‘Nietes.’
‘Hé,’ zegt papa. Hij geeft de hotdog aan Joep. ‘Doen jullie tegen mama ook zo vervelend?’
Joep stopt met kauwen en ik zeg: ‘Nee!’
Papa wrijft over zijn voorhoofd en zucht.
‘We zouden een dagje gezellig naar de Efteling gaan,’ zegt hij. ‘Verpest het nou niet.’
Verpest het nou niet! Hoor wie het zegt!
‘Dit is maar een dagje Efteling, hoor,’ zeg ik, en dan moet ik snel de andere kant opkijken want ik wil niet dat Joep ziet dat er tranen over mijn wangen rollen.
‘Máár een dagje Efteling,’ zegt papa. ‘Nou, fraai is dat.’
Ik zeg niks.
‘Kom op nou, jongens,’ zegt papa. Hij aait Joep over zijn hoofd. Ik duik weg zodat zijn arm in het niets maait. ‘Doe nou een beetje gezellig. Zó vaak zien we mekaar nou ook weer niet.’
‘Ik wil een ijsje,’ zegt Joep.
‘Een ijsje,’ zucht papa. ‘Jij ook, Sas?’
‘Nee,’ zeg ik. Want ik hoef helemaal niks van hem. Geen ijsje en ook geen dagje Efteling. Was mama er maar bij…