Geplaatst

Held op sokken

Ook zonder de precieze datum te weten wist Nolan dat de herfst er aan kwam.
De avonden en ochtenden waren weer kil, de kleuren dieper en aan de lucht zat een fris randje dat rook naar vochtige aarde en rottend blad.
‘s Morgens op weg naar de schuur moest hij zich een weg banen door glinsterende spinnenwebben zo groot als fietswielen met daarin vette zwarte spinnen die met hun razendsnelle poten langs hun gesponnen draden klommen. Getver.
Hij bleef staan.‘Die spinnen zijn banger voor jou dan jij voor hen, hoor,’ zei zijn vader achter hem.
‘Ha ha. Loop jij er even doorheen, dan?’ zei Nolan schamper. Die rottige kleverige draden. En dat je nooit zeker wist dat die spin niet op je hoofd zat, of in je nek. Brrr. Hij huiverde.
‘Ben jij nou de zoon van het stamhoofd?’ zei zijn vader pesterig. ‘Jij bent die nieuwe dolk helemaal niet waard. Straks moet ik hem afpakken, tot je een echte vent bent geworden.’
‘Het is maar een spelletje hoor, dat rollenspel,’ zei Nolan. ‘Je bent niet echt stamhoofd. Je doet maar alsof je een held bent. Het is niet echt.’
Want ineens moest hij denken aan gisteravond. De avond na het laatste openluchtfestival van het jaar, het nachteveningfeest, ter ere van de oogst, en van wijn, niet te vergeten.
Nolan en zijn zusjes Nuala en Neri waren natuurlijk meegeweest naar het festival, Nolan als altijd verkleed als een Keltische jongen, de zoon van een stamhoofd. Nuala en Neri waren deze keer als volgelingen van de god Bacchus gegaan, in lange jurken versierd met bladeren en druiventrossen. Zij mochten na het festival nog even uit met vrienden, maar Nolan moest mee naar huis en werd om negen uur naar bed gestuurd, want de volgende dag was het maandag en moest hij gewoon naar school.
Toen hij de huiskamer verliet – met tegenzin – zat zijn vader nog midden in zijn rol. Met zijn vrienden zat hij te klinken en te brallen, over vijanden die ze al verslagen hadden en over vijanden die ze nog gingen verslaan en daarbij sloegen ze bij elke toost hun aardewerken kroezen met honingwijn tegen elkaar.
Onder de kapstok lagen metalen beenstukken en leren armbeschermers. Zijn vaders rode baard lag op het halkastje, want als hij die een hele dag opgeplakt liet zitten kreeg hij jeukende uitslag op zijn gezicht.
Een van de krijgers – Piet – had zijn maliënkolder op een hanger aan de kapstok gehangen. De kleine ijzeren ringetjes (wat een heidens karwei moest het geweest zijn dat ding te maken!) glommen in het licht van de hal-lamp. Nolan woog het in zijn hand. Loodzwaar. Het was wel gaaf, zo’n ijzeren hemd, maar om er de hele dag in rond te moeten lopen. En dan nog vechten ook! Toch kon hij haast niet wachten tot hij ook mee mocht doen met de rollenspelen. Maar zolang de wapens die gebruikt werden groter waren dan hij zelf kon daar geen sprake van zijn.
Het zwaard van zijn vader leunde tegen de muur. Nolan legde zijn hand om het gevest en tilde het op. Zo licht als een veertje. Latex. Toch zag het er bij de veldslagen altijd uit of het echt was, maar zijn vader was dan ook supergoed. Hij speelde de rol van stamhoofd alsof hij het meende. Alsof hij echt heerste over een heel gebied, alsof hij mannen onder zich had, en land. Bezit, dat verdedigd moest worden tegen dieven en indringers.
Vanuit de huiskamer klonk het geluid van brekend aardewerk, bulderend gelach en gevloek.
‘Ze maakt me af!’ hoorde hij zijn vader zeggen.
Nolan wachtte stil onderaan de trap. De deur ging open en zijn vader draafde zonder op of om te kijken naar de keuken en kwam weer terug met een rol keukenpapier in zijn hand.
Nolan gniffelde. Ja, die honingwijn maakte rottige vlekken, daar wist hij alles van. Als zijn moeder straks thuiskwam van haar filmavond en de boel was niet opgeruimd dan zwaaide er wat, stamhoofd of geen stamhoofd.

Hij keek naar het spinnenweb dat glinsterde in het ochtendlicht, haalde diep adem en vernielde het met zijn blote hand.
Daarna draaide hij zich om naar zijn vader en zei: ‘Watje.’ Hij moest lachen om het schaapachtige gezicht dat zijn vader trok.
‘Zeg! Niet zo brutaal, jij,’ zei die lachend.
Zijn vader, het stamhoofd. Een held op sokken.