Geplaatst

Waterlanders

Op het moment dat Jasper uit gewoonte een klap op de gangschakelaar gaf wist hij al dat er geen licht zou komen. De lamp had gisteravond ‘ping’ gezegd en er waren geen nieuwe peertjes in huis. Waarom had niemand nieuwe gehaald?
Hij mompelde ‘shit,’ terwijl hij tussen de jassen aan de kapstok voelde, tot hij zich herinnerde dat hij zijn jack op de trap gegooid had omdat het lusje nog altijd kapot was. Waarom repareerde niemand dat ding?
Hij raapte zijn jas op maar liet hem weer vallen toen er iets leek te exploderen in de keuken.‘OOK DAT NOG!’
Geen explosie. Zijn moeder.
‘Méns! Ik schrik me rot. Je blies de keukendeur er zowat uit,’ riep Jasper. Zijn stem klonk benauwd, afgeknepen, maar dat was omdat zijn hart in de weg zat. Het bonkte hoog in zijn keel.
‘Jammer dan,’ snauwde zijn moeder terug. Ze stond met een bezweet voorhoofd in de deuropening en hield een druipende dweil in haar handen.
‘Waar ga jij heen?’
‘Naar Joost.’
‘Eerst afwassen,’ zei ze.
‘Afwassen?’
‘Hij is kapot.’
‘Shit,’ zei Jasper weer. ‘Kan Lies dat niet doen?’
‘Lies zit huiswerk te maken.’
‘Helemaal niet! Ze zat te msn-en,’ zei Jasper verontwaardigd.
‘Werk nou even mee, lieverd. Ik ben er ook niet blij mee. Met zijn tweeën is het zo gebeurd.’
Ze draaide zich om en Jasper gooide zijn jas op de grond en sjokte achter haar aan. De keukenvloer stond blank.
‘We kopen toch zeker wel een nieuwe, hè?’ Jasper ving de theedoek op die zijn moeder hem toewierp.
Ze deed de stop in de gootsteen en zette de kraan aan. ‘Ik kijk eerst eens of ik hem kan repareren.’
‘Repareren? Jij?’
‘Ja, ik. En veeg dat nare lachje maar eens razendsnel van je gezicht, want anders…’
Ze hield de afwaskwast onder de kraan en hield hem toen druipend en dreigend voor zijn gezicht.
Jasper deinsde achteruit en hield de theedoek beschermend op. Hij kende haar langer dan vandaag. Ze was er toe in staat.
Ze trok de doek weg en spatte water van de kwast in zijn gezicht.
‘Kindermishandeling!’ sputterde Jasper terwijl hij met zijn hand in het water dook en een puts over haar heen gooide.
‘Wat is hier aan de hand?’
Lies stond in de deuropening. ‘Ik heb morgen dus wel een proefwerk,’ zei ze streng.
‘De afwasmachine is kapot,’ zei Jasper. Hij gooide zijn theedoek naar haar toe. ‘Afdrogen!’
‘En wat doe jij?’ vroeg Lies, terwijl ze de theedoek aan zijn haakje hing.
Zijn moeder wierp hem de natte dweil toe. ‘Jasper dweilt.’
‘Ik heb met Joost afgesproken!’
‘Joost kan wel een kwartiertje wachten.’
Lies stond al met haar telefoon in de hand.
‘Ik bel papa,’ zei ze ongeduldig. ‘Die kan hem wel repareren.’
‘Als je het maar laat,’ zei zijn moeder. ‘We repareren dat ding zelf.’
‘En als dat niet lukt?’
‘Hoezo zou dat niet lukken?’
Lies snoof. ‘Omdat jij dat helemaal niet kunt.’
‘Hoop maar van wel, want anders wassen we voortaan met de hand af.’
‘Ja, daag,’ zei Lies.
‘We repareren dat ding zelf, en daarmee uit.’
Jasper hoorde de tranen in haar stem nog voordat ze over haar wangen rolden. Ze veegde ze driftig van haar wangen met de rug van haar hand.
‘Hij heeft ons niet nodig, nou, wij hem ook niet.’
Lies zweeg.
Jasper liet zich op zijn knieën voor de afwasmachine neervallen. Het water trok direct in zijn broek maar het kon hem niet schelen.
‘Hij zit vast gewoon verstopt,’ zei hij. ‘Het filter. Dat hebben we toch al eens eerder gehad?’
‘Ja?’ vroeg zijn moeder hoopvol. ‘Ja. Dat is waar ook. Dat was ik helemaal vergeten.’
‘Laat mij maar,’ zei Jasper stoer. ‘En ik ga zo ook nog even naar de winkel, voor lampen en zo.’
Zijn moeder glimlachte door haar tranen heen en spatte wat water naar Lies.
‘Zie je wel,’ zei ze. ‘We hebben je vader helemaal nergens voor nodig. We hebben Jasper.’
Lies rukte de theedoek van het haakje en gebaarde met haar andere hand van ‘opschieten.’
‘Kom op dan.’
Ze probeerde er streng bij te kijken, maar haar lach brak daar direct doorheen.
‘Ik moet nog leren ook vanavond.’
En voor het eerst sinds die vreemde dag, die rotdag, een maand geleden, toen zijn vader vertrokken was, dacht Jasper dat ze het wel gingen redden met zijn drietjes.