Hugo wist eigenlijk al een hele tijd dát er iets mis was, maar niet wát er mis was. Het huis leek te knetteren en alles leek veel harder en scherper: de sfeer, zijn moeders stem, de manier waarop zijn vader dingen oppakte en weer neerzette. Wat zijn ouders zeiden (Hou daarmee op! Naar bed! Nu! Stil! Eet je bord leeg! Omdat ik het zeg! Daarom! Schiet eens op! Laat dat!).
Maar als Hugo iets zei leek het of zijn woorden hun oren niet bereikten. Ze dwarrelden ongehoord naar de vloerbedekking, die eerst vervangen zou worden door parket, maar nu toch weer ging blijven, ondanks de slijtplekken waar zijn moeder al een jaar over mopperde.En toen kwam de avond dat Hugo en Aram al aan de soep zaten voordat hun vader thuis was omdat Hugo naar judo moest en Aram naar tennisles.
Zijn moeders kaak stond strak en haar stem klonk schel toen ze hun jongste broertje Ewout uit de box tilde en zei dat ze hem lekker in bad ging doen en dan in bed.
Hugo lepelde snel en keek niet op toen zijn vader binnenkwam. Maar wel toen hij de woorden opving die gesproken werden. Het was eigenlijk meer de toon van de woorden dan de woorden zelf.
‘Per 1 november,’ zei zijn vader somber.
‘Zo snel al?’ Zijn moeder liet zich op een stoel vallen.
‘Wat?’ vroeg Hugo.
‘Niks,’ zei zijn vader. ‘Moet jij niet naar judo?’
‘Mag ik eerst eten?’ Hugo hoorde zelf ook wel dat het brutaal klonk, maar zoals altijd de laatste tijd leken zijn woorden in het luchtledige te verdwijnen.
Aram gniffelde.
Ewout zat nu in zijn hoge stoel vastgegespt en stak zijn rode plastic lepel diep in zijn kommetje soep.
‘Waarom hebben we die andere soep niet, die lekkere?’ vroeg Aram, terwijl hij het dunne rode vocht van zijn lepel liet lopen.
‘Waar heb jij het over?’ vroeg zijn moeder terwijl ze pogingen deed om een kronkelende Ewout zijn slab om te binden.
‘Zit stil,’ snepte ze.
Aram legde zijn lepel neer. ‘Die gevulde soep die we altijd hebben. Waarom is die er niet? Dit is rotzooi!’
‘Rotzooi?’ antwoordde ze. ‘Doe niet zo belachelijk. Je eet het gewoon op.’
‘Maar die andere is veel lekkerder.’
‘Die andere hebben ze niet bij de Meer Voor Minder.’
Aram verslikte zich. De soep spoot door zijn neusgaten naar buiten. Hugo gierde van het lachen en Ewout nam een hap en blies hem direct weer uit.
‘Hou op!’ schreeuwde zijn moeder. Driftig veegde ze Ewouts gezicht af met zijn druipende slab. Ewout probeerde zich van haar af te draaien, maar hij zat vast in zijn tuigje en kon alleen zijn hoofd bewegen. Hij begon te krijsen.
Aram zag wit.
‘Doe jij boodschappen bij de Meer voor Minder?’
‘Ja.’
‘Maar dat is een allowinkel!’
‘Een wat?’
‘Daar kopen alleen Marokkanen en zo.’
‘Welnee,’ zei zijn moeder ongeduldig terwijl ze Ewout een lepel soep voor hield. ‘Hap!’
Maar Ewout kneep zijn lippen op elkaar en draaide zijn hoofd weg.
Zijn moeder keek Aram aan. ‘Daar koopt iedereen die zich niet wil laten afzetten door die andere supermarkten.’
‘De moeder van Rashid doet daar dus ook boodschappen,’ zei Aram stijfjes.
Zijn moeder tilde Ewout uit zijn stoel en zette hem in de box. ‘Nou, dan is de moeder van Rashid een heel verstandige vrouw.’
Ze keek op de keukenklok.
‘Jullie moeten naar training,’ zei ze.
Aram schoof zijn stoel driftig naar achteren en liep de kamer uit.
Hugo begreep er niets van. Hij volgde Aram naar de gang. Aram was niet alleen maar kwaad over die supermarkt en die soep. Aram wist wat er was. Dat had hij gezien aan zijn gezicht, daarnet.
‘Wat is er nou?’ vroeg hij aan Aram, maar die zweeg, rukte zijn jack van de kapstok, greep zijn sporttas en liep met grote stappen de gang door. Hij gooide de deur van de kamer open en schreeuwde: ‘Mag ik nog wel naar tennisles of zijn we daar nou ook te arm voor?’
Hugo staarde hem na en kromp in elkaar toen Aram de achterdeur keihard dichtsmeet, zodat de ruiten er van trilden.
Hij trok zijn jas aan, pakte zijn sporttas en liep peinzend achter Aram aan.
Arm? Te arm voor tennisles? Waar had Aram het over? Wat was er toch aan de hand?
Het was iets ernstigs. Dat was wel duidelijk.
Maar wat?
Geplaatst