Geplaatst

Akkie (3)

Akkie probeert zich een Oscar naast mevrouw Cecilia voor te stellen, maar dat lukt haar helemaal niet.
‘Waar is Oscar nu?’ vraagt ze.
‘O, hij is al heel lang dood. We hadden dit huis gekocht en we waren er zo gelukkig mee.’
Ze staart voor zich uit. ‘Zo gelukkig.’
‘En toen?’ vraagt Akkie als mevrouw Cecilia blijft zwijgen.‘We hadden zoveel plannen. Voor het huis en voor de tuin. En toen werd Oscar plotseling heel erg ziek en binnen een paar maanden was hij dood. Al onze plannetjes, ons hele leven, waar we ons zoveel van hadden voorgesteld, het was ineens allemaal afgelopen. Voorbij.’
Ze zucht. ‘En Oscar was zo’n leuke man, weet je Akkie. Je kon zo met hem lachen. Hij is begonnen met die maffe hoeden. Af en toe bracht hij er eentje voor me mee. En hij kocht ze pas als hij er een geschikte naam voor had.
Mevrouw Cecilia pakt Henriëtta van haar hoofd en legt haar in haar schoot met haar handen erop.
‘Winnie de Poe was mijn eerste hoed,’ zegt ze dan.
Akkie zegt niks.
‘Je kunt je vast wel een beetje voorstellen hoe verschrikkelijk ik het leven zonder Oscar vond. Ik had alles willen doen, alles willen betalen, als Oscar maar niet dood zou gaan, maar ik kon er niks aan veranderen. Het gebeurde toch. En ik moest gewoon doorleven, hier, in De Platanen, waar we waren komen wonen met zoveel hoop op een mooie toekomst. Ik wilde eigenlijk ook wel dood. Wat moest ik zonder Oscar beginnen?’
Akkies hart bonst in haar keel. Mevrouw Cecilia kijkt zo bedroefd.
‘En toen?’ vraagt ze zachtjes.
Mevrouw Cecilia zucht diep. ‘Nou,’ zegt ze. ‘Na een poosje ben ik de plannetjes die Oscar en ik samen hadden maar in mijn eentje gaan uitvoeren. Dat was natuurlijk niet zo leuk als samen, maar ik wilde het toch doen, ook voor Oscar, al kon die het niet meer zien. Maar ik bedacht dat hij het ook wilde voor hij dood ging en dat hij niet meer van mening was veranderd.
Eventjes blijft mevrouw Cecilia stil zitten en dan ineens lacht ze en springt op. Ze spreidt haar armen uit en roept: ‘Kijk. Dit is het geworden, en ik vind het vet lauw dat ik er toch mee doorgegaan ben. Of hoe jullie dat ook noemen.’
Akkie moet even lachen. Vet lauw. Mevrouw Cecilia is zelf vet lauw. Maar dan blijft haar lach in haar keel steken. Wat zal ze mevrouw Cecilia vreselijk missen!
Ze laat haar hoofd hangen.
‘Wat nou?’ zegt mevrouw Cecilia.
Akkie zucht. ‘Ik moet nou zeker snappen dat die verhuizing wel mee valt en dat ik een beetje mijn best moet doen om er iets van te maken.’
‘Dat wou ik helemaal niet zeggen!’ zegt mevrouw Cecila verontwaardigd. Dan proest ze het uit. ‘Maar dat is wel een goeie, Akkie. Ik wou dat ik hem bedacht had.’
‘Ja, lach maar,’ snibt Akkie. Maar ik wil dus toch nog steeds niet naar een stomme nieuwe school met stomme nieuwe kinderen.’
Mevrouw Cecilia giechelt. ‘En vergeet je stomme nieuwe kamer niet.’
Dan trekt ze een ernstig gezicht. ‘Wat ik eigenlijk wou zeggen is dat ik toen dacht dat mijn verhuizing naar De Platanen fantastisch zou worden. Maar dat was helemaal niet zo. En nu denk jij dat je nieuwe huis en je nieuwe school wel waardeloos zullen zijn, maar dat weet je niet. Misschien wordt het allemaal wel helemaal top.’
Ze grabbelt in de zak van haar overal en haalt een pakje te voorschijn.
‘Hier. Dit is voor jou, dan denk je tenminste nog eens aan die gekke ouwe mevrouw Cecilia.’
Akkie scheurt het papier er af en ziet Winnie de Poe. Mevrouw Cecilia’s eerste hoed van Oscar.
Ineens moet ze weer zo verschrikkelijk huilen, maar nu weet ze eigenlijk niet meer zo goed waarom. Om alles eigenlijk.
‘Winnie heeft mij altijd goed geholpen,’ zegt mevrouw Cecilia. ‘Vooral omdat ik altijd zo moest lachen als jij dat zotte ding op had.’
Akkie schiet in de lach.
‘U viel er bijna van in de vijver, toen.’
‘Bijna? Ik was doorweekt. Ik begon al haast in een zeemeermin te veranderen. Of eigenlijk meer een kikker, zo groen zag ik. En jij deed niks, jij lachte alleen maar. Schandalig! Een oude vrouw voor de gek houden.’
Nu liggen ze weer slap.
‘Hou op, hou op,’ smeekt mevrouw Cecilia. ‘Zo meteen val ik weer van de bank.’
‘Beter van niet,’ giert Akkie, die zich ineens die zak mest naast de bank herinnert. ‘Of is bruin nu ineens uw lievelingskleur?’
En dan lachen ze tot ze er buikpijn van hebben en niet meer kunnen praten en tot alleen de tranen blijven rollen.