Geplaatst

Opruimen

Het eerste wat Jasper hoort als hij wakker wordt is gekrijs van Lies.
‘Waar is mijn mascara? Hij lag hier, hij ligt altijd hier.’
‘Kijk dan op je kamer.’ Dat is zijn moeder. Kalm.
‘Daar leg ik hem nooit, hij ligt altijd hier op de badkamer, op dit plankje.’

Jaspers oog valt op het display van zijn wekkerradio. Half 9! Hij draait zich om en propt zijn hoofd zo diep mogelijk in zijn kussen. Het is wel zaterdag!
Hakken tikken driftig voorbij zijn deur. De deur van de kamer van Lies vliegt open en de knal tegen de muur echoot over de overloop en weerkaatst in het trappengat.
‘Nee, dus!’ brult Lies achter de galm aan.
Jasper is wel pissig, maar hij moet toch lachen. De kamer van Lies, dat is New Orleans na Katrina, zeg maar, Twin Towers na 9/11, een eiland na een stevige tsunami. Je kunt in de puinhopen van alles tegenkomen, dat wel, maar iets terugvinden? Daar zou zelfs Sherlock Holmes nog een zware dobber aan hebben. Niet dat zijn eigen kamer zo netjes is trouwens.
Maar het volgende moment schrikt hij zich een hartverzakking. Zijn eigen deur knalt tegen de muur.
‘Zeg op, rotjong, waar heb je mijn mascara verstopt?’
‘Nergens,’ zegt Jasper geërgerd. Hij trekt zijn dekbed over zijn schouders en draait zich om, maar nu tikken de hakken drie, vier keer en ligt hij ineens bloot.
‘Schei uit!’
Hij grabbelt naar het dekbed dat Lies in twee samengebalde vuisten geklemd houdt.
‘Etterbak,’ zegt ze. Haar gezicht is vuurrood van kwaadheid.
‘Ik héb dat spul niet verstopt, stom wijf,’ roept Jasper.’Ruim je rotzooi gewoon op.’
Nieuwe voetstappen. Zijn moeder. ‘Hé,’ zegt ze. Niet meer zo kalm. Een randje nijd aan haar stem.
‘Zeg dat Jasper mijn mascara teruggeeft,’ snept Lies.
‘Ik héb dat spul niet verstopt!’ herhaalt Jasper. ‘En geef mijn dekbed terug.’ Want hij voelt zich wel erg naakt ineens, zo in zijn onderbroek met die twee vrouwen in zijn kamer. Ook al zijn het honderd keer maar zijn moeder en zijn zus.
Lies smijt het dekbed terug en Jasper grijpt het beet en bedekt zichzelf.
‘Ik snap sowieso niet waarom je de moeite neemt om dat spul te gebruiken,’ zegt hij. ‘Jij hebt wel wat meer nodig dan mascara. Een extreme makeover bijvoorbeeld.’
Lies stompt hem door zijn dekbed heen en roept: ‘Ik zal jou eens een extreme makeover geven,’ en zijn moeder zegt: ‘Ja, zo kan hij wel weer. Lies, wegwezen hier. Ga dat spul zoeken.’
‘Het is wég,’ roept Lies met overslaande stem.
‘Welnee! Denk nou even na waar je die mascara het laatst gezien hebt.’
‘Gisterochtend, in de badkamer,’ zegt Lies stug.
‘Nee, denk nou even ná, zeg ik. Wat was het gisteren voor dag? Was er iets anders dan anders?’
‘Nee! Het was gewoon vrijdag,’ roept Lies schel.
Jasper trekt het dekbed over zijn hoofd en roept: ‘Kun je ergens ánders gaan nadenken?’
‘Je bent gisteravond uit geweest.’
‘Nou, en?’
‘Heb je je mascara misschien meegenomen? Zit hij nog in je tas?’
Stilte.
Dan getik van hakken. Eerst Lies, dan zijn moeder. De deur gaat dicht.
Jasper zucht. Hè hè. Maar het maakt eigenlijk niet meer uit nu. Hij is klaarwakker. Hij kan net zo goed opstaan.