Geplaatst

Brugpieper


De zon scheen, de lucht was blauw, op een paar vette suikerspinwolken na. De lucht rook fris en nieuw, en zo hoorde het ook, want vandaag begon Riks nieuwe leven.
Hij kneep zijn ogen tot spleetjes, schatte de afstand en reed zijn fiets toen met losse handen de poort binnen. Voorheen sloeg de stenen muur aan de linkerkant hem altijd onderuit. En zo niet, dan was het wel de struik rechts die zijn fiets onder hem vandaan trok. Maar vandaag wist hij zeker dat hij ze alle twee aan kon. Hij was geen klein kind meer, hij was groot! Het aanbod van zijn moeder om vandaag met hem mee te gaan had hij dan ook resoluut van de hand gewezen. Aan het handje lopen was er vanaf vandaag niet meer bij. Hij kon het allemaal wel alleen af.

Rik rook dat Jos thuis was nog voordat hij hem gezien had. Die zoete en tegelijkertijd scherpe geur. Wiet. Dat wist hij nu wel, dat Jos dat rookte. Hij torste zijn schooltas over de drempel en riep: ‘Ha.’ Zo vaak zag hij Jos niet, nu die op kamers woonde.
Jos hing onderuitgezakt op de bank met de afstandsbediening in zijn hand. Hij schrok, dat zag Rik aan zijn gezicht, maar dat veranderde toen hij zag dat het Rik maar was.
‘Ha, de gebochelde van de Notre Dame,’ zei hij loom.
‘Wát?’
Jos gebaarde naar de bomvolle schooltas, die Rik deed waggelen als een dronkelap.
Rik liet de tas los. Het ding viel als een blok voor zijn voeten neer.
‘Eerste dag vandaag?’ grinnikte Jos.
‘Lesrooster halen,’ zei Rik losjes, alsof hij dagelijks lesroosters haalde.
‘Met al je boeken?’
‘Dat moest,’ zei Rik, terwijl hij een vlam omhoog voelde schieten.
‘Helemaal niet,’ zei Jos gniffelend. ‘Goh, wat schattig.’
Hij sprong op en zwaaide met zijn arm en Rik kon nog net wegduiken voordat hij over zijn hoofd geaaid ging worden.
‘Mijn kleine broertje is ineens een brugpieper. Het is toch niet te geloven.’
Jos liet een dikke snik ontsnappen en trok een keihard opgedroogde zakdoek uit zijn achterzak. ‘Wat vliegt de tijd toch,’ voegde hij er met een bibberige oma-stem aan toe.
‘Doe niet zo stom,’ zei Rik walgend.
‘Moet ik je helpen met boeken kaften?’
‘Ha ha!’
Jos legde zijn magere hand met de gele nicotinevingers op zijn hart en zei: ‘O, jongen, als ik toch terug denk aan die tijd dat ik naar de middelbare school ging…’
‘Oud wijf,’ zei Rik.
Jos grinnikte, deed een graai naar de sigaret en liet zich weer op de bank neervallen. Hij nam een hijs en blies de rook naar het plafond. Hij lachte toen hij Riks gezicht zag.
‘Wat nou?’ zei hij.
‘Daar hebben pap en mam een hekel aan.’
‘Dan hebben ze pech gehad,’ zei Jos loom. Hij leunde met gesloten ogen achterover.
Even bleef Rik staan. Toen bedacht hij iets. Hij sloop naar de deur en gooide die zó hard dicht dat de ruiten ervan trilden. Hij gierde het uit toen Jos overeind schoot en zijn sigaret in zijn hand verborg.
‘Kinderachtig,’ zei hij geërgerd toen hij zag dat Rik hem voor de gek had gehouden.
‘Zélf kinderachtig,’ zei Rik. Hij sleurde zijn boekentas de trap op.
‘Wat ga je doen?’ vroeg Jos.
‘Gaat je niks aan.’
‘Oehoe. Beledigd?’
Rik zweeg. Jos kon de boom in. Hij ging lekker zijn rooster in zijn agenda schrijven en zijn boeken voor morgen in zijn tas stoppen. Hij had eigenlijk geen idee hoe hij het allemaal moest gaan aanpakken, al die vakken, al die uren, al die verschillende lokalen. Om nog maar te zwijgen van al die verschillende docenten. Geen juffrouw Miriam meer. Geen meester Tariq. En morgenochtend om half 9 begon het allemaal ineens al! Morgenochtend om half 9 was hij ineens echt groot. Een middelbare scholier! Nog geen student, zoals Jos, maar het was in ieder geval een heel stuk beter dan moeten bekennen dat je nog in een gróép zat.
‘Zeg het maar als ik je moet helpen,’ riep Jos hem achterna.
‘Ik red me wel,’ zei Rik waardig. Want nu hij groot was begreep hij ook dat er altijd mensen zouden zijn die nog groter waren. Maar dat was oké. Zo was het nu eenmaal. Maar om al die andere mensen ging het niet. Het ging om hem, om Rik. Hij ging naar de middelbare school. Nu begon het leven pas echt.
Fluitend maakte hij zijn tas open en haalde zijn agenda tevoorschijn.