Geplaatst

Als het Amerikaans is, is het goed. (3 van 3, slot)

Mede door de fixatie op universiteiten in de VS, die als grote voorbeelden worden gezien, is de aandacht voor andere talen dan Engels zeer gering. Waarbij veel studenten trouwens al genoeg problemen kennen met het Nederlands.Echt zorgelijk is de geringe beheersing van andere Europese talen. Studenten spreken of lezen nauwelijks nog Duits of Frans. Dat is opvallend, want Duitsland is verreweg de grootste handelspartner van Nederland. Ik ken in Tilburg meer studenten die voornemens zijn te gaan studeren in Kazachstan dan in Düsseldorf.

Er komen meer en meer Engelstalige opleidingen, maar het het peil is niet optimaal is omdat de meeste docenten geen native speaker zijn en deze opleidingen alleen daarom al aan kwaliteit verliezen. Zelfs docenten die relatief hoog scoren op de assessments van het Talencentrum zijn nu eenmaal niet gegarandeerd in staat om op een academisch niveau voldoende nuanceringen aan te brengen in hun taalgebruik. Uiteraard lijkt dit er in sommige vakken meer toe te doen dan in andere, maar over deze aangetoonde daling in niveau en academische diepgang hoor je voorstanders van Engelstaligheid maar zeer zelden.

Geven we met onze eigen taal ook onze eigen cultuur op? Als het ook maar een beetje waar is dat taal de infrastructuur van een cultuur is, dan leiden de universiteiten in Nederland meer en meer een culturele elite op die slecht in talen is. Academisch denken vereist het maken van diepgaande analyses van verschillende standpunten. Zelf adequaat te kunnen formuleren vereist een grote woordenschat en een soepele en elegante omgang met de taal.

Veel studenten blijken dat tijdens hun studie al niet te kunnen ontwikkelen in het Nederlands – om het over het Engels maar niet te hebben.

Alle nadruk ligt op de universiteiten op een beperkte visie op internationalisering, Engelstalige internationalisering, om precies te zijn. Zo krijg je studenten die met de rug naar de belangrijkste culturele, politieke en handelspartners staan.

Drs. Henri Geerts, Centrum voor Wetenschap en Levensbeschouwing