Geplaatst

Vaarwel, vrijheid

Ik heb een moeilijke puberteit gekend. Iets meer puistjes dan ik had gehoopt. Een schuchterheid die mij verhinderde droomprinsessen te veroveren. En vooral, ik durf het nauwelijks te bekennen, een embryonale intellectuele belangstelling. Je doet er best aan die te verbergen, wanneer je bijvoorbeeld puber bent of hoogleraar. Maar liegen mag niet, dus bekennen maar. Mijn vader las elke maandag Le Figaro, en in zijn schaduw dook ik in de superslimme stukken die Eugène Ionesco met veel bravoure schreef. De vaste chroniqueur uit die dagen was Pierre Gaxotte (1895-1982), de l’académie française, zoals deze bescheiden man niet naliet zelf te vermelden. Gaxotte was een conservatief historicus, die zelfs een tijdlang, maar net niet te lang, maarschalk Pétain steunde, en die de kunst van de provocatie als geen ander beheerste. Maar vooral viel mij toen al de trotse lijfspreuk op die Le Figaro vandaag nog altijd hanteert: "Sans la liberté de blâmer, il n’est point d’éloge flatteur." De auteur van dit weergaloze citaat is Pierre de Beaumarchais (1732-1799), van beroep horlogemaker, uitvinder, musicus, invalide, spion, uitgever, wapenhandelaar en vooral dramaturg. Goed dat hij geen schoenmaker was, want anders had hij bij zijn leest moeten blijven. Het citaat van Beaumarchais klopt als een bus: lof heeft alleen zin, als de mogelijkheid bestaat om kritisch te zijn. Zonder kritiek geen lof, maar alleen kolder of beledigingen.

            Kolder: in mijn bibliotheek prijkt een boekje met beoordelingen die Roemeense intellectuelen in 1984 geheel vrij over hun leider Nicolae Ceausescu neerpenden. Het toeval wil, dat deze beoordelingen allemaal positief waren.

            Beledigingen: als iedereen uitstekend is, steekt niemand er nog bovenuit. Uitstekend en alledaags worden op die manier synoniemen. Wie uitstekend heet te zijn, wordt dus tegelijk alledaagsheid verweten.

            Kritiek geef je alleen wanneer je iets belangrijk vindt. De afwezigheid ervan drukt op milde wijze een licht misprijzen uit. Een pastoor zal ik al gauw monseigneur noemen, als ik hem daarmee een plezier kan doen. En een bisschop mag wat mij betreft gerust als kardinaal worden aangesproken, indien hij uit deze aanspreektitel geluk puurt. Graag ben ik bereid om wie dat leuk vindt professor te noemen, een titel die trouwens niet wettelijk is beschermd, en waarvan de democratisering een kennisvervangende rol kan spelen. Maar een beunhaas een begenadigd schilder, of een rijmelaar een briljant dichter noemen, dat lukt mij niet. Grote kunstenaars zijn immers belangrijk, en zij bestaan bij de gratie van de mindere goden. Kortom, als kritiek niet langer mag, is lof onmogelijk.

            Kritiek steunt op de vrije meningsuiting. Weemoedig denk ik terug aan de jaren zeventig. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens meldde in de zaak Handyside (1976) dat de vrije meningsuiting een essentieel fundament is van de democratische samenleving, ook als de geformuleerde ideeën beledigend zijn, storend of schokkend. Vandaag telt de vrije meningsuiting nauwelijks nog verdedigers. Vele katholieken hebben altijd al moeite gehad om de vrijheid van het individu grootmoedig te erkennen. Ze vrezen de hardheid van het vrije woord, en hebben te weinig oog voor het bevrijdende karakter ervan. Liberalen ontpoppen zich steeds vaker als tegenstanders van de vrijheid, of het nu om de "echte" liberalen of om de LDD gaat. Ze kanten zich tegen hoofddoeken, en offeren godsdienstvrijheid en vrije meningsuiting op ten voordele van een theoretische neutraliteit. Socialisten zien in de verregaande vrije meningsuiting dan weer een gevaar voor de zwakkere, alsof het argument de ongelijkheid versterkt. Ach, er zijn vele redenen om de vrijheid te vrezen. Er zijn de angsthazen die terugdeinzen voor boze moslims die vlaggen verbranden. Liever minder vrijheid, en meer veiligheid. En er zijn de cynische opportunisten die aanvoeren dat doorgedreven handelsbetrekkingen met China uiteindelijk het lot van de politieke gevangenen gunstig zal beïnvloeden. Europeanen zijn laffer dan Amerikanen, en niet minder cynisch.

           Vele elementen verklaren het dipje waarin de vrije meningsuiting verkeert. Vrijheid maakt niet altijd gelukkig. Ze werd te vaak losbandigheid en verontrustte de brave burger. En ze is niet langer ongevaarlijk. Toch zijn er nog twee diepere, pijnlijke oorzaken van het verval. Waarom zouden wij de vrijheid van meningsuiting nog verdedigen, terwijl wij hoe langer hoe minder een mening hebben, en ons liever in small talk vermeien? En waarom zouden we nog langer schokkende meningen beschermen, nu we er nauwelijks nog in slagen hen gracieus, met oog voor savoir vivre te formuleren? Kortom, de crisis is geen toeval. En zo wordt de vrije meningsuiting de vrijheid om geen mening te hebben.

 Rik Torfs

Reacties

Eén reactie op “Vaarwel, vrijheid”

  1. Alard Govers avatar
    Alard Govers

    En nu maar afwachten of we ceesvanraak in dit verband weer op een mening kunnen betrappen…