Geplaatst

God bij valavond

Wanneer is het ogenblik gekomen om over God te spreken? Nu.

     In deze maand vol mist en duisternis krimpt de wereld om ons heen. Er is geen landschap meer om zomaar in te stappen. En waar het licht wijkt, ontbreekt de werkelijkheid.

     Zaterdag, bij valavond, in het zuiden van Zweden, was ik getuige van een gesprek over God zoals dat werd gevoerd tussen twee Duitse geleerden. Ernstig en geruststellend dus. Duitse geleerden maken wat heilig is veilig. Daarom wil het wel eens gebeuren dat het pausschap hen ten deel valt.

     Gerhard Robbers is een sympathiek, kosmopolitisch, niet zo heel oud, niet zo erg conservatief hoogleraar uit Trier. Hij staat aan het hoofd van een groot instituut voor Staatskirchenrecht met twintig medewerkers. Hij publiceert en organiseert dat het een lieve lust is.

     Axel Freiherr von Campenhausen is wèl oud en wèl conservatief. Hij was lange tijd de bevoorrechte adviseur van de evangelische kerk in Duitsland. Toch heeft hij iets vertederends. Als ik vrienden had gehad, zou hij zeker één van hen zijn geweest.

     Vooraleer de discussie over geloof zich ontspon, had von Campenhausen tijdens een wandeling in de vrieslucht zijn beklag gemaakt over twee privileges die hij als edelman sinds eeuwen in Zweden bezat, maar die hij nu was kwijtgespeeld. Het ging om het recht zo vaak hij wilde het land te verlaten, en om de gunst bij de uitvoering van een mogelijke doodstraf niet, zoals het plebs, te worden opgehangen, maar te sterven door het zwaard. Het verlies van deze voorrechten maakte hem treurig. Zij zijn vandaag volledig nutteloos, waarom moeten ze dan verdwijnen, klaagde hij. En terecht. Niet de privileges, die vroeger wel degelijk betekenis hadden, zijn belachelijk, maar de overheid die hen koste wat kost wil afschaffen op een ogenblik dat ze niet meer bestaan. Maar nu over naar de discussie zelf.

     Axel Freiherr von Campenhausen: "Iemand kan lid van een kerk zijn, blijven, zelfs worden zonder te geloven in God. Misschien is dat geloof er ooit geweest. Mogelijk komt het nog terug wanneer de dood nadert. Maar zelfs al blijft het voor altijd weg, wat dan nog?"

     Gerhard Robbers: "Dat nooit. Geloof raakt de mens tot in zijn diepste zelf. Het doordesemt alle facetten van zijn leven, alles wat hij doet, alles wat hem drijft. Lidmaatschap van een kerk zonder geloof is onzin."

     Vroeger, in een vorig millennium, zou ik Robbers gelijk hebben gegeven, maar nu von Campenhausen. Hij heeft voldoende noblesse om kleingelovigen niet in de steek te laten. Want wat is dat toch allemaal met dat grote geloof dat tot in de verste uithoeken van ons bestaan zijn schaduw dient te werpen? Het maakt mij bang.

     Gun de mensen toch een beetje ongeloof. Al die zekerheid maakt het leven er niet gezelliger op. Het afschuwelijke van zekerheid is dat ze onzekerheid uitsluit, terwijl die uiteindelijk het lot is van ieder mens.

     Als ik kardinalen zie paraderen, en dit jaar mochten wij hen enkele keren in volle kleurenpracht aanschouwen, denk ik altijd: wie onder hen zou ongelovig zij? Want de kardinalen zijn talrijk en oud. Hun keuze voor het priesterschap maakten ze lang geleden. Vaardigheid en voorzichtigheid brachten hen waar zij nu zijn. Maar het leven gaat verder, en er is geen plaats ter wereld waar het geloof gegarandeerd overeind blijft, zeker het Vaticaan niet. Wat doet een kardinaal die zijn geloof verliest? Als hij ontslag neemt, is hij plotseling niemand meer op een leeftijd die vernieuwing niet gunstig is gezind. Bovendien brengt zijn plotse opstappen vriendelijke mensen in verwarring. Daarom torst hij in stilte de last van het ongeloof. Een gelovige kardinaal heeft het allemaal netjes voor elkaar. Een ongelovige niet. Hij lijdt omwille van het geloof dat hij niet langer heeft, maar dat hij, evenmin als zijn ongeloof, verloochenen wil.

     De meeste kardinalen zijn wellicht niet ongelovig. Maar vaak geloven ze minder dan in hun jeugd. Het alomvattende waar Gerhard Robbers naar verwees, is er niet langer. Et alors? Zo gaat het dikwijls met geloof wanneer wij ouder worden. Geloof is het afscheid nemen van zekerheden en toch niet met lege handen staan. Erosie zonder polijsting.

     Johannes Paulus II had het graag over de enthousiaste jeugd die de kerk ging redden. Ook paus Ratzinger probeerde, de voorbije zomer in Keulen, voor de talrijke jongeren een sympathieke, bedeesde schat van een opa te zijn, zo eentje die hartstocht en levenslust wijs monkelend verwelkomt.

     Allemaal mooi. Maar geloof moet ook durven, moet ook kunnen oud worden. Het hoeft niet jong en mooi te zijn. Je mag er nederlaag in proeven, en mislukking. Geloof is er niet om illusies te creëren, maar om ze in vertrouwen op te bergen, zonder op te houden met verlangen. Afbrokkelend geloof is alles behalve ongeloof. Het is in zijn menselijkheid de krachtigste ontkenning ervan.

Rik Torfs