Wie won de oorlog in Vietnam? "Niemand wint ooit een oorlog", protesteert de doordeweekse moraalfilosoof, die zelf een gezapig leven leidt, waarin hij hooguit een enkele keer verbaal ten strijde is getrokken tegen zijn vrouw, uiteraard volkomen vergeefs. "Oorlogen kennen alleen maar verliezers", zo luidt zijn parmantige conclusie, en hij stort zich vlijtig op de vaat.
En toch. Als het nu eens andersom was. Een oorlog met alleen maar winnaars, althans als we even cynisch abstractie maken van de mensen die nu eens enthousiast, dan weer tegenstribbelend hun leven gaven voor idealen die er eigenlijk geen waren. Soms zijn de verliezers winnaars, terwijl de winnaars niet anders kunnen dan het te blijven. Neem nu Vietnam. De Fransen werden verdreven, maar de moderne gebouwen in Hanoi stralen schaamteloos koloniaal optimisme uit. Amerika beet hier in het zand, doch vandaag is niemand boos op de natie die rijkdom en redding moet brengen.
Daaraan dacht ik vrijdagavond, tijdens een gezellige receptie in de tuin van de Amerikaanse ambassade in Hanoi. In een hoekje lag een zwembad loom een blauwe vlek te zijn. En binnen in de salons, waar air conditioning koelte bracht, hingen schilderijen voorstellend herfstlandschappen in Missouri, courtesy of the artist. Zwoele parfums. Dames met barmhartige kraaienpootjes. Vochtige lucht. In warme landen is toegelaten wat wij noorderlingen onszelf al lang hebben ontzegd: vermoeidheid als de avond valt, lome gebaren, vluchtige gedachten die niet voor de eeuwigheid zijn bestemd, wat niet hoeft te betekenen dat ze onzinnig zijn.
Onschuldig vertier in de Amerikaanse ambassade in Hanoi. Stel u voor. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw was deze gedachte een vloek. Niemand had mij toen moeten vertellen dat ik uitgerekend op deze plek ooit betrekkelijk banale Franse wijn zou drinken. Maar voor je het goed en wel beseft, is alles anders. Verandering kan eenvoudig zijn. Amerika hoefde alleen maar de oorlog te verliezen om Hanoi te veroveren. De presidenten van de jaren zestig wisten dat niet. Kennedy, Johnson, Nixon, zij dachten allemaal dat het beter was om de oorlog te winnen. Jammer. Als er minder mensen waren die oorlogen wilden winnen, zouden er minder oorlogen zijn.
Winnaars kunnen ongelooflijk zielig worden. Zaterdag, op de slotdag van de de eerste internationale conferentie over godsdienstvrijheid ooit in Vietnam georganiseerd, was er een toespraak van de Russische geleerde Anatoli Sokolov aangekondigd. Hij daagde niet op. Iemand las zijn troosteloze paper voor, waarin hij een luguber overzicht gaf van allerlei maatregelen om gevaarlijke sekten te bestrijden. Informatiecentra zijn nodig, wist hij. Studies ook, supervisie, preventie, actie. Vrijwel niemand luisterde naar het voorgelezen verhaal van de spreker die niet sprak. Daarin predikte hij de totale controle. Stalin lukte daarin, maar dan wel in een koud land waar de mensen heel vaak niet anders kunnen dan binnen blijven. In Vietnam leven de mensen op straat, deuren en ramen staan open, er is altijd wel ergens een gat in de muur dat de ongeoorloofde gedachte toegang verschaft. Dat Sokolov niet opdaagde, valt maar al te goed te begrijpen. Soms geven mensen een droom op na hem lange tijd vergeefs te hebben nagejaagd. Maar het verhaal van Sokolov is tragischer. Het is het verhaal van iemand die aan zijn droom verzaakt nadat hij is verwezenlijkt.
In Viet Nam News staan lovende bijdragen over Noord-Korea, een land in volle bloei, een natie innig verbonden met de Socialist Republic of Viet Nam. Verliezen doet pijn, maar vaak vergeten wij hoe vernederend de overwinning kan zijn. De triomfator moet het geloof blijven belijden waarvoor hij eens heeft gevochten, ook al voelt iedereen dat hij het zelf verloren heeft. Maar helaas, de overwinning ontneemt hem het recht om van mening te veranderen.
Ondertussen is het leven elders. Mensen op moto’s razen koortsachtig door Hanoi. Voetgangers dansen er behendig tussenin. Zebrapaden zijn een lieflijk ornament. Er valt gemiddeld slechts een verkeersdode per dag. Mooie meisjes tonen zonder gêne littekens op hun kuiten. "Look! It happened eight months ago." Iets zegt mij dat wijlen Lenin, wiens standbeeld pal staat, zich het socialisme anders had voorgesteld.
En toch heeft het wel wat, de façade die overeind blijft, al was het maar om de overwonnen overwinnaar te troosten. Wie zonder zonden is, werpe de eerste steen. Het socialisme in Vietnam lijkt op de laïcité in Frankrijk: zolang het principe overeind blijft, is het niet erg dat er heel wat geld naar de godsdiensten vloeit. En wat te denken van de katholieke universiteiten in Nederland? Zij zijn al lang niet meer katholiek, hoe zou het ook kunnen, in ons geseculariseerde land. Maar dat is niet erg. Zolang niemand openlijk zegt wat iedereen weet, is het alsof de werkelijkheid terugdeinst voor de pijn die zij veroorzaakt.
Rik Torfs