Geplaatst

Ongeloof in New Delhi

New Delhi, zondagavond. Een plotse koelt valt over de stad, nu de conferentie is afgelopen. Onderwerp: State, Religion and Law in and beyond South Asia. Vooral Aziatische sprekers vielen te beluisteren, een flink aantal Amerikanen ook, enkele Europeanen. Zo ziet de wereld er uit, in het eerste decennium van de eeuw waarin wij zullen sterven. Europa staat voor schoonheid en decadentie. Leuk, ja. Maar schoonheid maakt niet bang. En andermans decadentie verheft de eigen middelmatigheid tot deugd.

Hoe dan ook, wij Europeanen zijn, als het over godsdienstvrijheid gaat, het aanzien dat we hadden grotendeels kwijt. Na de val van het communisme in 1989 bezocht ik geregeld landen die tot het Sovjetimperium hadden behoord. Vaak was dat om mee te werken aan nieuwe wetten over godsdienstvrijheid. De Amerikanen die -anders dan de al te lankmoedige Europeanen- het communisme hadden verslagen, werden overal als helden gevierd. Maar over religieuze zaken deden ze wel erg moeilijk. Ze wilden een vlijmscherpe scheiding van kerk en staat, met godsdienstvrijheid alleen kwam je er wel, wisten ze. Zoals in de States. Die wat pedante stelling vonden de nieuwe heersers van vooral landen met een orthodoxe traditie niet fijn. Ze zochten troost bij de West-Europeanen, die de orthodoxen wat meer eerbetuigingen gunden dan betweterige evangelicals, lieden die nog maar net in het bewuste land als missionarissen waren aangespoeld. Zolang er godsdienstvrijheid was voor iedereen, vonden wij Europeanen zowat alles goed. Resultaat: dankbare Roemenen, gelukkige Oekraïners, blije Bulgaren.

Godsdienstvrijheid voor iedereen dus. Maar welke vrijheid? Hoezeer Europa op dit gebied aarzelt, blijkt vooral nu. Wij houden meer van godsdienstvrijheid dan van godsdienst. Soms vergeten wij dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) en het Europees Verdrag (1950) uit de onmiddellijke naoorlogse jaren stammen. Iedereen snakte naar vrijheid, naar vrijheid om de vrijheid. Ideeën en ideologieën met al te veel inhoud wekten dan weer argwaan. Ze hebben wel vaker rare nevenwerkingen, zoals de tweede wereldoorlog leerde. En godsdiensten zijn eigenlijk toch ook ideologieën, denkt Europa in stilte. Dus: met godsdienstvrijheid overdrijf je best niet. De vrije meningsuiting beschermt, zeer terecht, schokkende meningen. Daar wil een doorsnee liberaal in Europa een beetje voor sterven, zeker op het einde van een receptie, wanneer de blikken wazig, en de glazen ledig zijn. Maar wat met de godsdienstvrijheid? Hebben verlichte Europeanen ook haar hartstochtelijk lief? Mag godsdienst een beetje schokken?

In India betekent godsdienstvrijheid: heel veel vrijheid voor grote groepen mensen die totaal verschillende dingen geloven en dat ook openlijk tonen. Soms loopt het mis. Maar het zeer door diversiteit gekleurde land bestaat nog steeds.

Anders dan de Amerikanen, die met hun godgewijde bevlogenheid soms geen blijf weten, deinzen Europeanen terug voor een godsdienstvrijheid die kleurrijk wordt ingevuld. Die vrees verwart ons zodanig, dat wij ons verliezen in futiele discussies: hoofddoeken zouden we gaan opsporen tot op de toiletten van de stadhuizen, terwijl ze in principe door de godsdienstvrijheid worden beschermd. Maar de harde kern van de godsdienstvrijheid, het onmisbare recht om van religie te veranderen, om de ‘waarheid’ in te ruilen voor de leugen, daarover hoor je nauwelijks wat. Wij bestrijden godsdiensten die ons verontrusten, en laten de verdediging van de godsdienstvrijheid, een parel van de Verlichting die wij beweren te beminnen, achterwege.

Geef mij dan maar Rowan Williams, de aartsbisschop van Canterbury. Zijn toespraak van 7 februari oogstte overal kritiek. Daar is de sharia! Maar daar pleit Williams niet voor. Het enige wat de aartsbisschop wil, is dat de vrije zone die door de mensenrechten wordt beveiligd, ook echt een vrije zone is. Waarom zou bijvoorbeeld, bij arbitrage, naar aanleiding van een conflict tussen twee partijen die daar zelf toe besluiten, geen beroep mogen worden gedaan op islamitisch recht, mits dat laatste niet in strijd is met onze openbare orde? Zoiets is geen schending, maar juist een invulling van de mensenrechten. Aziaten en Amerikanen hebben met deze redenering nauwelijks moeite, vele Europese wetenschappers evenmin, maar onze publieke opinie volgt niet. Moeten wij daarom de godsdienstvrijheid inkrimpen? Of is godsdienstvrijheid er juist om te beschermen wat de meeste mensen niet leuk vinden?

Wat ik in New Delhi wèl aan de discussie toe te voegen had, is dit: vergeet de ongelovigen niet. Godsdienstvrijheid betekent immers dat je het recht hebt om heel hard te geloven, maar ook het ongeloof mag grenzeloos zijn, en woest. De godsdienstvrijheid behoort niet aan de gelovigen.

Rik Torfs