Vrijdagavond 5 november jongstleden waren er op uitnodiging van de Academie voor Architectuur en Stedenbouw twee belangrijke gasten in Tilburg. In de Conservatoriumzaal zaten tegenover elkaar Jo Coenen, oud-rijksbouwmeester van Nederland – hij is inmiddels opgevolgd door de architect Mels Crouwel – en Bob van Reeth, rijksbouwmeester van België. Het echte vuurwerk begon pas bij het aanbreken van de tweede fles wijn, die de aanvankelijke behoedzaamheid van beide gladiatoren in de bouwkunst geleidelijk teniet deed. Het symposium was een sympathieke nasleep van het afscheid van Frans Gijsbers, voormalig hoofd stedenbouw van Tilburg in de tijd, dat de stad regelmatig in de prijzen viel voor belangrijke stedenbouwkundige en architectonische ontwerpen.
De laatste jaren vervulde Gijsbers (voor de tweede keer) de rol van directeur van de Tilburgse Academie. Hij sloeg opnieuw de piketpalen voor de toekomst van dit onderdeel van het groeiende kunstcluster, het reddende culturele anker van de stad. Deze bijeenkomst was ook een reünie omdat Frans Gijsbers in de rol van stedelijk opdrachtgever met genoemde rijksbouwmeesters Tilburg heeft verfraaid of heeft willen verfraaien.
Welnu, het is tegenwoordig een zeldzaamheid in het openbare culturele leven van Tilburg, voor zover dat nog waarneembaar is, dat iemand van enig importantie pleit voor Schoonheid met een hoofdletter. De culturele boekhouding, de kijkcijfers en wat het volk wil, gooien hogere ogen. Met passie pleitte Jo Coenen voor schoonheid in de architectuur. Schoonheid zoals die ook wel verstaan wordt in de beeldende kunst, de muziek, de dans, de literatuur, enzovoort. Kortom hij bleek pleitbezorger van een esthetische ideaal, waarin de schoonheid zelf besloten ligt, de rechtvaardigheid en het goddelijke, het spirituele. Bob van Reeth beaamde én bekritiseerde dit schoonheidsideaal met de stelling dat het binnen de architectuur eerder gaat om de ‘juistheid’ van de vorm.
Het credo van Bob van Reeth behelsde het bouwen van ‘intelligente ruïnes’ in het stedelijke veld. Of iedereen zich bewust was van de betekenis daarvan werd niet duidelijk. Met vragen bij het publiek had de gespreksleider niet veel op. Dat is tegenwoordig bon ton bij het culturele debat. Er is immers geen ‘wolkje aan de hemel’. Maar, wie goed naar de skyline van Tilburg kijkt, ontwaart toch wel enkele ruïnes. Culturele ruïnes die bepaald niet intelligent ogen. Dus misschien dat het stadsbestuur, in plaats van het uitschrijven van een wedstrijd voor middelmaat, Bob van Reeth nog eens kan vragen om zich te buigen over de herinrichting van de Heuvel.
In de meer dan vijftig jaar dat ik op Tilburgse bodem rond loop, ben ik getuige geweest van vele zielloze reconstructies van de Heuvel. Ik ken dat plein nog ten tijde van de kasseien, de stalen fietsbrug voor het werkvolk over het spoor aan de ene zijde en Hotel Riche voor de fabrikanten aan de andere zijde. Beide beeldbepalende elementen zijn verdwenen. Het standbeeld van Willem II, met een soort lanceerbasis als sokkel, heb ik van hot naar her zien verhuizen en in het rond zien tollen. De lindeboom zien wegkwijnen met op de sterfdag als actie voor het onmogelijke behoud, twee destijds nog prominente raadsleden van de VVD die zich aan de restanten hadden vastgeketend. Prise d’eau mocht niet meer baten. De hordes fietsen gingen ondergronds en het gemotoriseerde verkeer verdween en verscheen daarop weer in de vorm van een bus/taxibaan die de voetgangers vogelvrij verklaarde. Niets en niemand ontziende palen rijzen onverwacht op uit de bodem. Uiteindelijk is de lichtkrant met de stem Gods van de Heuvelse kerk uitgegroeid tot het enige bindende en humane gegeven op dit historische plein, de ‘huiskamer’ van de stad.
Van onderling verband is nauwelijks nog iets te bespeuren. Ieder doet zijn eigen vorstelijke kunstje of macramé. Geen stad ter wereld waar ze het hele jaar door dezelfde taart moeten eten. Dat is de ‘T’ van Tilburg die trakteert! Alle hoop is nu gesteld op de nieuwe promotiefilm van ‘reclamebureau’ Nota Bene: dolend Tilburg als metropool. Vast staat dat beide bouwmeesters, Jo Coenen en Bob van Reeth, de hele avond met geen woord gerept hebben over ‘de schòònste stad’ van het land. Er was kennelijk geen aanleiding. Misschien dat de benoeming van een stadsbouwmeester voor kunst en cultuur, naar model van de rijksbouwmeester voor architectuur, uitkomst kan bieden. Iemand die de scheppende potenties van het hart van Brabant in aansprekende thema’s en visioenen kan weergeven; de goegemeente op hun artistieke donder kan geven. De Belgische schrijver Louis Paul Boon drukte het kernachtig uit: “Schop de mensen een geweten!”
Wordt vervolgd.
Reacties
Eén reactie op “Stadsbouwmeester kunst-cultuur”
Later voegde Boon daaraan toe: "Wat heeft het alles voor zin?"
Maar dat is natuurlijk weer te defaitistisch voor de schopgrage medemens.