Pas in 1967 is door Henk Smulders, destijds ontwerper bij de Efteling, het beeldje van de ‘Kruikezeiker’ ontworpen. In de analen van de geschiedenis van de inmiddels teloorgegane Tilburgse textielindustrie wordt melding gemaakt van recepten voor het verven van wollen stoffen waarin de toevoeging van ‘emmers pis’ wordt beschreven. De prijs voor een emmer pis bedroeg in 1822 acht duiten, te vergelijken met een stuiver of nu: twee Eurocent. De urine werd door de textielarbeiders mee naar de fabriek genomen om wat bij te verdienen en uit plichtsbesef. In de loop van de 19e eeuw verdrongen nieuwe chemicaliën het gebruik van pis en was deze niet meer nodig voor de ‘heren’. Lang daarna, in de loop van de 20e eeuw, werden de textielarbeiders uiteindelijk helemaal afgeschreven; een sociaal drama zonder weerga.
Zelf ben ik geboren in 1949 in Tilburg. Zogezegd ben ik een geboren en getogen Tilburger die het tot zijn 18e jaar heeft moeten stellen zonder afbeelding van de ‘Kruikezeiker’. Het feit dat ik daarna naar de Tilburgse Kunstacademie ben gegaan om beeldhouwen te studeren is niet toe te schrijven aan de ‘Van Gogh’– realistische aanpak van de ontwerper Henk Smulders. En, als het ging om serieuze bedevaart (1 mei) of carnaval, dan was ‘s-Hertogenbosch toch de stad waarop je als Tilburger was aangewezen. Carnaval en Tilburgse VVV waren in die dagen allerminst een vitale realiteit voor de gewone burgers en immer spaarzame toeristen in deze textielstad.
Het merendeel van mijn familie van moeders’ kant was werkzaam in de textielindustrie. De verhalen uit die tijd stemden lang niet altijd tot vrolijkheid. Onze enige bestuurlijke legende, Miet van Puyenbroek, onder andere oud-wethouder van cultuur eind jaren zeventig, begin jaren tachtig en 37 jaar lang voorzitter van de Katholieke Arbeiders Vrouwenbond, kon vanuit haar eigen ervaring als textielarbeidster de (wan)verhoudingen tussen wereldlijk en kerkelijk gezag enerzijds en de arbeiders anderzijds in die dagen op enerverende wijze verwoorden.
Over Miet van Puyenbroek werd door mijn moeder, mijn oma en de rest van de kroostrijke familie met meer ontzag gesproken dan over de Tilburgse ‘Kruikezeiker’ of andere leden van het politieke bestuur uit die dagen. Dat zal ook wel de reden zijn dat de zittende bestuurders van de stad in het kader van KORT (Kunst in de Openbare Ruimte Tilburg) nog geen enkele aanstalten gemaakt hebben om van Miet van Puyenbroek een aansprekend standbeeld (*) te laten maken en in het stadshart te plaatsen, zoals recentelijk nog bepleit werd in het Brabants Dagblad; bijvoorbeeld in de tuin van het nieuw te bouwen Factorium (nee, niet het crematorium !) omdat die Zwijssen daar toch niet naar toe wil. Een alternatief zou kunnen zijn om de beoogde brug die de stedenbouwkundige sigarenrokende Riek Bakker – “Miss Cityring” – voor de Piushaven wil realiseren, te benoemen als de ‘MietvanPuyenbroekbrug’, vergelijkbaar met de ‘Erasmusbrug’ (architect: Ben van Berkel) van Rotterdam.
Oh, u vindt dat teveel eer voor iemand die haar hart liet spreken ? Nou, ik niet ! Zij is immers de grondlegger van het Nederlands Textielmuseum in zijn huidige vorm, heeft als eerste een Fonds voor Kunst in de Openbare Ruimte in Tilburg tot stand gebracht én de bestuurlijke basis gelegd voor het merendeel van de huidige (nog resterende) culturele voorzieningen ten behoeve van de culturele emancipatie van Tilburg. Allemaal daden die we heden ten dage meer in omgekeerde richting zien plaatsvinden met als gevolg, dat we voor een beetje aardig cultureel programma, net als vroeger, met z’n allen veel beter naar ’s-Hertogenbosch toe kunnen gaan. Onderweg kunnen we dan zingen: “Dat gaat naar Den Bosch toe, Zoete Lieve Gerritje …….”
In 1958 werd het beeld ‘Zoete Lieve Gerritje’, dat gemaakt is door mijn oud-docent beeldhouwen Leo Geurtjes, geplaatst bij de Binnendieze in het centrum van ‘s- Hertogenbosch. Op de meest fantastische literaire site www.cubra.nl wordt uitgebreid gespeculeerd over het geslacht van deze allegorische figuur. Is Gerritje een man of een vrouw? Nou dat staat bij de ‘Kruikezeiker’ in ieder geval vast. Maar, als we nu toch opnieuw gaan ontwerpen, zouden we natuurlijk, als dat van die brug over de Piushaven niet lukt, bij wijze van eerbetoon aan de eerlijkste en meest bij kunst en kunstenaars betrokken cultuurwethouder uit de historie van van Tilburg, een jeugdfoto van haar als uitgangspunt kunnen nemen voor de ‘Kruikezeiker’ nieuwe stijl. Voor de opdrachtomschrijving van KORT – KORT moet niet te lang duren – zouden we kunnen putten uit de romans van de vermaarde sociaal bewogen schrijver Louis Paul Boon. Die zou vast willen dat ook haar ‘grotteke majestueus zou wateren in ut kruikske’.
Na het monument voor ‘Marietje Kessels’ (Guido Geelen), de vermoorde onschuld die ons aan de ouderlijke keukentafel aanleiding gaf regelmatig het verdachte licht te werpen op de clerus en hun beschermheren, zou de ‘Kruikezeikster’ een schitterende uitdaging zijn voor de kunstenaars van de Tilburgse School. Deze vijf kunstenaars vertegenwoordigen een – naar eigen zeggen wereldberoemde – lokale kunststroming die inmiddels door de linker vleugel van het stadsbestuur, in het kader van de zogenaamde culturele vernieuwing, uitgekozen is als dé officiële staatskunst van Tilburg onder het motto: “Cect en als ie kèkt nie kèèke” (Cect: Centrum voor educatie en cultuur Tilburg); met als voorzienbaar domicilie het voormalige Duvelhok dat onlangs voor een habbekrats en ongeziens uit de boedel van de failliete Kunststichting is toegeëigend.
Carnaval zit niet echt in de genen van de stad. Dus waarom al die autochtone en allochtone Tilburgers krokodillentranen persen als onze nieuwe burgemeester de vinger eens op de zere plek van de ‘Kruikeziker’ legt, is mij een raadsel. Mensen die willen doen geloven dat het woord ‘kruikezeiker’ van goedmoedig scheldwoord in mijn jonge jaren inmiddels gehanteerd zou kunnen worden als geuzennaam voor de vooruitgang van Tilburg als moderne Europese stad met volop cultuur, wetenschap en economische bedrijvigheid, zouden er beter aan doen die verstikkende wollen AaBe deken eens van de stad af te halen, zodat we een beetje frisse lucht krijgen. De stormwind van oud burgemeester Brokx wordt node gemist. En langzamerhand zou ‘Kees de Sloper’ beter als geuzennaam voor Tilburg kunnen dienen.
Al geruime tijd waart een nieuwe eigentijdse grafische geldverslindende dociele afbeelding van de ‘Kruikezeiker’ rond. Dat is het innovatieve randstedelijk vormgegeven en totaal overbodige vervangende logo van Popcentrum 013. Nu is het meestal zo dat, als gerenommeerde bedrijven of organisaties beginnen te spreken in termen als ‘sale and lease back constructies’ en ‘drempelverlagende publicitaire aanpak met welkomstmatje’ – in politieke termen gesproken, ‘we moeten het beleid beter uitleggen aan de burger’ – dan blijkt het water zo hoog aan de lippen te staan dat er nadien geen redden meer aan is. We hebben dat bijvoorbeeld gezien bij onze Koninklijke Luchtvaartmaatschappij (KLM), onze Nederlandse verzorgingsstaat, de privatisering van de NS en het Energie- en Verzekeringswezen en bij onze lokale trots: Volkenkundig Museum (al vergeten ?), Terra Nova, Tilburgse Kunststichting en het Tracesfestival (nog te vergeten !). What’s next ? Dansgezelschap RAZ ? De vette opening van de Hall of Fame dit weekend belooft in ieder geval nog twee jaar voorspoed voor deze cultuurfabriek.
Kijk, het mooie van het (scheld)woord ‘Kruikezeiker’ is, dat ‘Kruikezeiker’ vooral werd gebezigd als iemand roet in het eten gooide of door bleef zeiken over dingen die allang gedaan waren. In zekere zin zie ik mijzelf wel als rechtgeaard ‘Kruikezeiker’, in de zin dat ik mijn Tilburgse afkomst niet verloochen. En, net als het bronzen ‘Kermispaard’ (kermismonument van Van Melis Gieterijen en Wood Desgn) op het NS-plein, de bronzen ‘Kruikezeiker’ (Carnavals Stichting – Henk Smulders) hoek Nieuwlandstraat en Heuvelstraat en in tijdelijke uitrusting de ge(strip)tekende ‘Kees Kruik’ (tekenaar Luc Verschuure) Pieter Vreedeplein, vind ik die vormen van folklore wel sympathiek. Vooral de laatste uiting, ‘Kees Kruik’, draagt wel bij aan de culturele slapstick-identiteit van Tilburg. Trouwens, ‘Eefje Wenteleefje’ (tekenaar Jeroen de Leijer) als stripheld lijkt mij ook een prachtig symbool voor de Tilburgse vooruitgang. Misschien moeten we de ‘Kruikerzeiker’ en ‘Eefje Wentelteefje’ maar om en om gaan gebruiken. De ‘Kruikezeiker’ uitsluitend tijdens carnaval voor die tranenplengers en Eefje Wentelteefje voor de rest van Tilburg als het geen carnaval is. Dan wordt het hier een heel jaar lang vrolijk en niet alleen tijdens de carnaval. Dat zal ongetwijfeld toeristisch Tilburg ten goede komen.
Ik blijf natuurlijk ambassadeur van Tilburg als een stedelijk vat vol loslopend talent. De ‘Kruikezeiker’ doet daar niets aan af. En, als er nu toch zo nodig gejankt moet worden, jank dan als er echt iets aan de hand is. Bij een faillissement of zo, of bij de zoveelste aantasting of sloop van cultureel erfgoed voor bijvoorbeeld theatrale horeca, of bij het te grabbel gooien van de nagenoeg enige stedelijke kunstcollectie die Tilburg rijk is, die van de kunstuitleen. Het zou natuurlijk een oplossing zijn om bij zoveel cultureel molest het model van het Westfries Museum als alternatief beleid te kiezen. Het aanwakkeren van ramptoerisme door de leegte met posters of andere surrogaten te vullen. Misschien dat de landelijke pers dan weer gewag maakt van: “Er gebeurt wat in cultureel Tilburg”. Voorlopig wordt landelijk alleen meewarig melding gemaakt van de commotie rondom het culturele deficit van de ‘Kruikezeikersstad’, de kunstroof van binnenuit waarbij het rinkelende alarm al tijdens het bewind van de voorgaande wethouder van cultuur door kwaadaardige regenten is afgezet.
Tilburg als culturele exportstad steunt nu enkel nog op individueel talent van kunstenaars, ontwerpers, musici en artiesten. Waar blijven politici, ambtenaren en visionaire directies van de culturele instellingen met hun vernieuwende culturele en communicatieve T-aanpak om dat talent ook eens in te zetten voor de bloei van de stad? Stel desnoods de gouden ‘Kruikezeikersprijs’ in of haal via de curator van de Tilburgse Kunststichting de bronzen ‘Duvel’ terug, het ultieme kleinood van en voor verdienstelijke stedelijke kunstenaars, ontworpen door de beeldhouwer Hans Claessen. Een bronzen symbool voor de ‘Duvelèrs’ (de laagste textielarbeiders in rang) dat 30 jaar heeft dienst gedaan als alternatief voor het ontbrekende eerbetoon voor kunst en kunstenaars vanuit de gemeentelijke overheid. Als dat bestuurlijk te ingewikkeld is, kan ook een gemeentelijk prijzengeld (minimaal ad EURO 5.000) gedoneerd worden aan Forum voor Kunst en Cultuur voor de uitreiking van de 2e Anthony Kok Kunstenprijs in mei 2005.
De eerste keer toen Ernest Potters, geestelijke vader van vrijwel het enige nog levende stedelijke kunstenpodium van Tilburg, deze belangrijke cultuurprijs in ontvangst mocht nemen, liet de gemeente daarbij verstek gaan omdat men voor dat soort culturele aberraties geen tijd en geen geld over had. Er was immers al een Ad Vinkenprijs; vorig jaar gewonnen door Peer de Graaf. Die maakte er bij de ontvangst van de prijs nog op humorvolle wijze melding van dat het in alle opzichten een kleinkunstprijs was geworden. “Van de liefde leven kan nog, maar van de eer ?” Mocht ooit die nieuwe cultuurnota van Tilburg verschijnen dan zullen we daarin kunnen lezen dat Tilburgse kunstenaars die geen hapklare ‘kruikezeikerskunst’ wensen te maken daar maar in moeten gaan oefenen: “leven van de eer”.
Nu Burgemeester Vreeman bijna klaar is met de inrichting van zijn werkkamer met schilderijen van de Tilburgse schilder Arno Mertens, heeft hij de tijd om ervoor te gaan zorgen dat Miet van Puijenbroek alsnog een waardige ereplaats krijgt in de stad. Want de erepenning die ze destijds voor haar culturele verdiensten heeft ontvangen van de Tilburgse Kunststichting zal nu niets meer waard zijn. Als hij dat aandurft, dan mag hij wat mij betreft voortaan over de “Kruikezeiker’ zeggen wat hij wil. Dat zal ook gelden voor iedere andere rechtgeaarde Tilburger. Bij het tonen van zoveel culturele en politieke moed kan bij deze vorm van daadkracht zijn loopbaan als burgemeester niet meer stuk.
Onthoud goed: geen politicus in Tilburg heeft ooit meer voorkeursstemmen verworven tijdens verkiezingen dan Miet. En hoe komt dat ? Omdat ze met de vuist op tafel sloeg, niets onder de vloermat veegde, geen boter op haar hoofd had, nepotisme verafschuwde, recht voor de raap sprak, zich geen appels voor citroenen liet verkopen, haar deur altijd open had staan voor de burgers en bovenal met heel haar gemoed opkwam voor het sociale en culturele belang van de bewoners van de stad; ook als het ging om de kunst van nu en de in de stad werkzame kunstenaars, de ‘artisans’ zoals zij die noemde. Het was ook de enige wethouder van cultuur die regelmatig kunst kocht en dat uit eigen zak betaalde.
Tju, wat is dat lang geleden dat iemand uit de politiek voor kunst en cultuur zijn nek heeft uitgestoken. De laatste was Gerit Brokx voor de muziek. Jammer dat zijn geesteskind, onze schitterende concertzaal met voorbeeldige architectuur van Jo Coenen (de oud Rijksbouwmeester) en het prachtige lichtkunstwerk van Peter Struycken – voor de kenners een kunstwerk van vóór het KORT-tijdperk – volgens de eigen agenda van Theaters Tilburg het merendeel (zo’n 300 van de 365 dagen) van het jaar voor het publiek gesloten blijft. Wel elke avond licht aan, maar geen programma. Weet het college en de gemeenteraad wat ze jaarlijks aan die lege zaal kwijt zijn ? Of krijgen ze dat niet meer uitgerekend sinds ze duale politiek (op z’n Tilburgs: ‘dwaolpolitiek’) bedrijven. En, wie is hier nu de ‘Kruikezeiker’?
(*) op 8 maart 2010 kreeg Miet van Puijenbroek een standbeeld