Het lijkt vandaag, dinsdag 2 november 2004, geen gelukkige dag om mijn loopbaan als columnist te beginnen. Ik vernam de dood van Theo van Gogh. Naast filmer, querulant, was hij ook een razende columnist. De luide tocht voor de vrijheid van meningsuiting is net in Amsterdam begonnen. In Tilburg blijft het oorverdovend stil. Dat is al maanden zo. Misschien al jaren. De moord met voorbedachte rade op de Tilburgse Kunststichting heeft zich buiten alle zicht maar overduidelijk voltrokken. Het gehavende kadaver ligt er nog, open en bloot. Tilburg’s wildlife is inmiddels verrijkt met exotische aasgieren die als aureool de plek markeren waar de martelingen hebben plaatsgevonden. Ergens tussen Interpolis en de stadskantoren. In een polis van de Dela was niet voorzien. Een begrafenis met eerbetoon zit er dus niet in.
Mocht hij door de curator nog niet geveild zijn, dan kan de wethouder van cultuur bij wijze van grafsteen de trofee van de Tilburg Moderne Industriestadprijs vrijgeven voor de nabestaanden. Maar het kan ook zijn dat degene die hem destijds (september 1997) namens de Kunststichting in ontvangst genomen heeft – wie is die man op het podium was toen een veel gestelde vraag – dit met goudluster versierde kleinood door de achterdeur mee naar huis heeft genomen en in zijn muzentuin op sokkel heeft gezet, ontdaan van de gouden vulling. Onderzoek zou dat uit kunnen wijzen.
Tilburg heeft niet veel op met zijn geschiedenis. Het boek ‘Rondom Hans van Zummeren ~ de naoorlogse kunstgeschiedenis van Tilburg’ werd qua verkoop een regelrechte flop. In de archieven van de Tilburgse Kunststichting ligt nog een forse oplage van deze overigens prachtige boeken, met daarin opgenomen een serie litho’s van Hans van Zummeren (†), die door de Tilburgse graficus Werner Moonen handmatig zijn afgedrukt op de steendrukpers van het Duvelhok.
Apart in de kluis van de monumentale villa aan de Willem II straat, het voormalige hoofdkantoor van de Tilburgse Kunststichting waar het inmiddels uitbestuurde bestuur zetelde, liggen nog veel meer bijzondere kunstpublicaties. Zo ligt daarin een aantal exemplaren van de bibliofiele uitgave ‘Roman’. Deze handgedrukte en gebonden uitgave met bladgoudbelettering in cassette (oplage: 10) en een serie in zeefdruk uitgevoerde exemplaren (oplage: 100) zijn van de hand van de schrijver Ed Schilders en de graficus Paul Bogaert. De opbrengst van de verkochte exemplaren legde destijds de financiële basis voor de vorming van het ‘Fonds voor bijzondere Kunstpublicaties’ dat opgezet is en beheerd werd door de toenmalige directeuren van de Tilburgse Kunststichting en de ABN-AMRO bank.
Beide makers van ‘Roman’ hebben zich inmiddels gewend tot de heer curator (voor ingewijden Mr. J. Veldman van Mannaerts en Appels Advocaten en Notarissen te Tilburg) met het beleefde verzoek toe te staan een bod op dit deel van de nalatenschap uit te brengen. Het is immers in Nederland gebruikelijk dat de auteurs van een uitgave het eerste recht hebben op de aanschaf van restanten. Ik weet niet hoe dat zit met uitgevers. Of ik als uitgever van destijds ook een dergelijk recht zou hebben.
Deze vraag zal ik maar eens voorleggen aan de heer curator, niet in het minst omdat ik als oud- directeur van de Tilburgse Kunststichting nog heel precies de waarde van al die publicaties ken. Ze werden niet voor niets in de kluis bewaard en geregistreerd en beheerd door een apart daartoe aangestelde medewerkster. De heer curator zal wel moeite hebben de waarde terug te lezen in de administratie van de Kunststichting. Daarop viel de laatste jaren immers niet meer te vertrouwen, niet waar heren ?
Bovendien is het aardiger met drieën te zijn als er lang gewacht moet worden op enig teken van leven van de heer de curator. De heer curator is gebleken sneller te zijn met te trachten spaartegoeden afhandig maken van tientallen of misschien wel honderdtallen weerloze burgers van Tilburg die te goeder trouw een oneindig aantal jaren lid waren van de Kunstuitleen (onderdeel failliete boedel) en die al die tijd het brood uit de mond spaarden om eindelijk in 2004 het kunstwerk naar hun keuze te kunnen bemachtigen. Zoals bijvoorbeeld een echte Marc Mulder. Daar kunnen ze nu wel naar fluiten, nu de heer curator een ‘klein deel van de uitleencollectie’ (citaat Brabants Dagblad) van de hand gedaan heeft aan een buitenstedelijke commerciële partij voor een niet nader bekend gemaakt bedrag.
Wordt vervolgd.