Geplaatst

De grote tocht

Door het lezen van Wereldreis op de blog van Marinet Haitsma moest ik terugdenken aan iets soortgelijks. Ik dacht dat ik er al eens over geschreven had, maar toch niet. Gewoon vergeten, net zoals de man zelf inmiddels wel vergeten zal zijn. Ik zag hem regelmatig wandelen, ergens tussen de eerste straat voor en de eerste straat na het viaduct onder het spoor. Dat spoor scheidde de man, en mij, van de supermarkt aan de andere kant. Op de fiets is het van mij naar die supermarkt ongeveer vijf minuten, als het tegenzit. En dan voornamelijk vanwege de drie stoplichten die er op dit traject staan.

Een stukje van niks. Toch deed die man er te voet minstens een half uur over, maar waarschijnlijk langer. Soms, als ik terugfietste via de andere kant van de weg, zag ik hem bij het stoplicht staan. De laatste blokkade voor het uiteindelijke doel. En dan moest hij later natuurlijk dat hele eind nog terug. Wandelen kon je het dan ook niet noemen wat hij deed. Snel schuifelen zou ik het noemen, maar dan met 1 à 2 centimeter per keer per voet. Zijn rug gekromd, zijn hoofd naar beneden, leek hij in opperste concentratie te zijn. Strak starend naar de stoeptegels, alsof hij die inmiddels stuk voor stuk herkende. Die tegel met dat gebroken hoekje rechtsboven zou hem dan vertellen dat hij op ongeveer eenderde van de afstand was. En die andere, die met dat opgedroogde stukje kauwgum, zou betekenen dat hij bijna bij het viaduct was. Af en toe stond hij even stil, tilde zijn hoofd zo ver mogelijk omhoog en tuurde dan van over de rand van zijn bril naar de einder. Hoe ver nog. Hoe lang blijf ik dit nog doen. Hoe lang leef ik nog.

Op een dag zag ik hem niet meer. Misschien leeft hij nog wel en krijgt hij zijn boodschappen nu thuisbezorgd. Er is, nu ik hier over schrijf, wel iemand anders die het stokje van hem overgenomen heeft. Een vrouw met een rollator die hetzelfde traject aflegt, maar dan nog een stuk langer. Ook haar zie ik soms twee keer achter elkaar. Op mijn heen- en op mijn terugweg van de supermarkt. Haar route loopt door het parkje bij mijn flat, zodat ik haar ook weleens voorbij kan zien schuifelen vanaf mijn balkon. Op de terugweg heeft ze dan drie vier plastic zakken die aan weerszijden van de rollator hangen, met in het mandje nog een extra tas. Ook zij schuifelt, zij het iets sneller. Wat ga ik doen als ik straks oud ben? Laatst nog zat ik op de stoeprand bij een gebouw terwijl er een vrouw met een rollator voorbij kwam. ‘Even lenen?’ vroeg ze glimlachend. ‘Nou’, zei ik, ‘Ik zou bijna zeggen ik kan niet wachten tot het zover is’. ‘Ik kan het je niet aanbevelen’ was haar antwoord. Nee, dat niet. Maar ik heb wel veel respect voor ouderen die blijven schuifelen terwijl ze ook zouden kunnen blijven zitten. Zoals ik straks misschien wel, achter mijn laptop. Schrijvend over wat ik zoal voorbij zie schuifelen onder het raam van mijn kamertje in een of andere bejaardenflat.

Jack Tummers