Geplaatst

Vandaar dat gehijg en gepiep

De Senaatszaal van het Academiegebouw van de RUG (voor het volk en andere misdeelden: de Rijksuniversiteit Groningen) was afgeladen vol: een man of zestig – het moet natuurlijk allemaal wel elitair blijven zo’n wetenschappelijk congres over ‘Necrologie en Biografie’. Ik zat op de achterste rij. In het hoekje vlakbij de deur. Ik hoorde er dus niet helemaal bij – maar ook weer wel. Zie hier, de tragiek van mijn leven in een notendop.

Ik luisterde enigszins geboeid naar Henk Hofland (voor het volk en andere misdeelden: in 2000 uitgeroepen tot ‘Journalist van de eeuw’), totdat ik gestoord werd door enig gestommel achter mij. Er wilde nog een bezoeker naar binnen. Ik hoorde iemand van de organisatie (een vrouw) zeggen dat er geen plek meer was. Iemand anders van de organisatie (een man) bemoeide zich ermee. Was blijkbaar nodig. Hij instrueerde een derde iemand van de organisatie (inderdaad, een vrouw) om een stoel te halen. Hofland ging ondertussen onverstoorbaar door met zijn verhaal.

Achter mij nam de verlate bezoeker plaats. Het kostte veel moeite, ik hoorde een zwaar gehijg en gepiep. Alsof een honderdjarige zojuist de eindstreep van de marathon heeft gehaald en naar zuurstof hapt; een stoomlocomotief die maar niet op gang komt – wat zet ik dat toch weer mooi met één penseelstreek neer! Het gehijg hield aan. Vijf minuten. Tien minuten. Naast en voor mij bemerkte ik enige onrust: wat zou er met die man aan de hand zijn? Gaat dat wel goed? Vooruit, ik keek over mijn schouder…

Jeroen Brouwers! Jeroen Brouwers? De schrijver (voor het volk en andere misdeelden: iemand die boeken schrijft) stond pas voor de tweede congresdag op het programma. Vanwaar zijn vroege komst? En wat was hij zwaar geworden. En groezelig. Verward, vettig haar. Een verwilderde blik in zijn bolle ogen. En dan dat hijgen natuurlijk. Ik durfde niet lang te kijken. Niet uit beleefdheid, maar uit eerbied. Neerlands Meest Zwaarmoedige Schrijver, naar lucht happend, vlak achter mij!

Na een tijdje geluisterd te hebben naar een obscure mix van geluiden: de zalvende retoriek van Hofland en het gepiep van Brouwers, keek ik nogmaals over mijn schouder. Stiekem. Voorwendend naar iets op zoek te zijn. Brouwers doorzag mijn truc en knipoogde. Ik lachte betrapt terug en zag tot mijn verbijstering een plastic buisje in zijn keel zitten, net onder het strottehoofd. Geschrokken draaide ik me weer om. Het ging dus niet goed met Jeroen Brouwers. Vandaar dat gehijg en gepiep. Zou hij kanker hebben? Zou hij binnenkort sterven? Zou hij eindelijk (zijn door hemzelf veelbezongen) zelfmoord plegen? Ik besloot het hem te gaan vragen, tijdens de aansluitende borrel.

Wolthoorn & Co, een elitair bruin café in hartje Groningen (voor het volk en andere misdeelden: niet welkom zijn). Na een paar biertjes stapte ik dapper op De Literaire Reus af. Hij wilde echter niks vertellen over zijn ziekte, “daar lees je wel over in mijn nieuwe boek ‘Waar eens lente stond’.” Hij streek daarbij ongemakkelijk met zijn hand over zijn hals. Ik kon het buisje nu goed zien: doorzichtig plastic, een stevige rand, diameter van bijna een centimeter. Er kwam een vleugje sigarettenrook uit; Brouwers rookte nog altijd als een schoorsteen. Dat stelde me een beetje gerust.

De schuchtere woordenwisseling ontwikkelde zich gaandeweg tot een geanimeerd gesprek. Twee liefhebbers van De Zwarte Romantiek. “Troy, ik vind je een geschikte kerel, een zeer geschikte kerel.” Need I say more? Lag hier de kiem van een Literaire Vrindschap? We besloten in ieder geval ’s avonds samen naar de film te gaan. ‘Mar Adentro’ (voor het volk en andere misdeelden: ‘De zee vanbinnen’), van Alejandro Amenábar. Allebei wilden we die zien, niet vanwege de oscar©, maar vanwege het thema: verlamde man wil hulp bij zelfdoding, maar krijgt die niet. Mag niet van de overheid. Iets ethisch.

Het was niet druk in zaal 2 van café-filmhuis Images. Fijn, we konden dus een rustig plekje opzoeken, een zonder buren. Altíjd prettig, maar met dat gehijg en gepiep van Brouwers bovendien uiterst noodzakelijk. De film was behoorlijk okee, vooral door de indrukwekkende hoofdrol van Javier Bardem. Zijn naturalisties spel, zijn sterfscene… kortom, het verhaal sleepte me zo mee dat ik het gehijg en gepiep van mijn Nieuwe Vrind nauwelijks nog hoorde.

Dat bleek echter een andere oorzaak te hebben: Brouwers was in slaap gevallen! En dan piept hij nauwelijks, zo bleek. Ik gaf een por in zijn zij. Geen reactie. Een iets hardere por. Geen reactie. Zo ging het nog even door. Wat te doen? Ik besloot over te gaan tot een experiment. Ik zocht op de vloer naar een nootje. Dat was snel gevonden, want er wordt tegenwoordig meer in de bioscoop dan thuis gegeten. Het was een lichtbruin borrelnootje. Calvé? Ik rook eraan. Poesta! Even aarzelde ik om het op te eten. Maarrr: het experiment! Vooruit. Ik liet het nootje in Brouwers’ plastic buisje vallen.

Dat heb ik geweten! Hoesten. Rood aanlopen. Geen lucht. Paniek. Ambulance bellen? Hoesten. Rood aanlopen. Geen lucht. Nog meer paniek. Ambulance bellen! Hoesten. Rood aanlopen. Geen lucht. Totale paniek. Ambulance arriveert. Ik weg. Naar mijn kamer. Pension Tivoli. Niet duur. Op loopafstand van het centrum. Aardige lui – ik krijg 10% van de opbrengst van bezoekers die door mij zijn ‘gestuurd’. Dus Zeergewaardeerde Lezers: www.pensioncafetivoli.nl (voor het volk en andere misdeelden: grijpen die buitenkans!).