Geplaatst

Dichters willen ons ook laten lachen

dichterbij de mieren

(voor een stadsdichter – 4)


Als Erik Pinksterblom in wolstad Wollewei
verduidelijk je ernstig en met opgeheven knuistje:
Mieren hebben het druk-druk-druk in elk huisje.
Flukse werkers gaan nooit onopgemerkt voorbij.

Tussen monumenten en grafstenen op kerkhoven
loer je over je bril op zoek naar inspiratie en mompelt:
even kijken wat ze allemaal beloven
o, was dat zo? de neef van Peerke Donders inspireerde Darwin?
niet te geloven! onder de onbeschreven derde zerk ligt Willem II

solms – solms – solms
Op jou wandelingen sprietloop je met stadsverhalen.
“lang-zal-hij-leven-veel-zal-zij-geven”

Vooruit! Vooruit
Zo klinke’t kloek besluit!
Nu ook niet langer mieren,
Trekt allen uw rapieren
En werpt u op de buit!

Echte Wolleweier, o dichterlijke mier nr. 4,
op je korte bruidsvlucht naar de bovenste lijst
onderricht je uit Spreuken ietwat ongepolijst:
Wees dichter bij de dichters en word mier!

Reacties

8 reacties op “Dichters willen ons ook laten lachen”

  1. Cees van Raak avatar

    Wat een intrigerend gedicht !

  2. Erik avatar
    Erik

    Hier krijgt iemand er van langs. Met een watje.

  3. Cees van Raak avatar

    De verwijzingen naar mij(n werk), die zijn duidelijk, maar ik kan er verder geen chocolade van maken. "Intrigerend" is dan ook eufemistisch bedoeld. Wie helpt?

  4. Hans avatar
    Hans

    Dat sprietlopen is wel goed getypeerd.

  5. Erik avatar
    Erik

    Aanval met vlijmscherpe knakworst

  6. Jonkie XS avatar

    Vol erop af met een vlokje sneeuw

  7. DeContrabas Assistent avatar

    Er staat een gek filmpje bij.

  8. Jonkie XS avatar

    Elders op deze site in een link naar Univers, recentie van bundle A. Cartwright:

    Recensie: Een half-pipe voor een mier

    ‘Let us give birth to the surface and all its depths.’ [1]

    Poëzie heeft de kracht om zijn schepper te overleven. Maar wat brengt iemand tot het schrijven van gedichten, columns en droomfragmenten, afgezien misschien van een linguïstische noodzaak? Andrew Cartwright opent een deur naar fragmenten uit zijn persoonlijke bestaan als geliefde, vader, collega, maatschappelijk geëngageerd ‘medelander’ en ‘last but not least’ als vertaalinnovator. Het Nederlands en het Engels verweeft hij in zijn werk, als in een fijnmazig, ‘nature-like’ spinnenweb. Zoals in het gedicht ‘Fresh and Dusty’, ‘I see through invisible buildings Moerenburg’s golden tree//het is ’s nachts / slakken leave trails/’. Poetry in beeldtaal, waarin taal door de beeldassociatie taalgrenzen slecht. Deze debuutbundle ‘een half-pipe voor een mier’, tovert een andere werkelijkheid, bovenop die van alledag; ze is daarmee geen poging om aan het bestaan te ontsnappen, maar het tegenovergestelde, een poging haar te verlevendigen en te vermenigvuldigen. De taalkundige en inhoudelijke gelaagdheid zit niet alleen in de samenspraak van taalfragmenten maar ook in de rijkdom aan verwijzingen, toespelingen, en metaforen. Paul Cezanne, Vladimir Nabokov, Michael Bolton, maar ook nationale bekenden en zelfs een lokale stadsschrijver als Chris (van de Ven) krijgen ruimte om zich hierin te voegen. Cartwrights debuut demonstreert een gelijktijdig vrolijk, absurdistisch en ontroerend ontstaansproces: de activiteit van het schrijven gebruikt het denken en beleven voor en door taal, in een nieuw universum, dat van een half-pipe voor een mier. Nu nog superklein, jongen. Maar hopefully it is going somewhere, / because it has opened up / The beginning.

    [1] Citaat uit ‘The Artic Waltz’

    "Go, Ant go, show your skilZ! Of kom helpen schroeven in da Sk8parkje, mag gewoon allemaal door iedereen!