Geplaatst

Kuttig nachtliedje

Een nacht als een snuif poppers:
kort, krachtig, kloppend hart;
de ander, die zich afwendt om een peuk
op te steken.
Jij, stad, bent de mijne.

Of je staat bij een halte en wacht.
En de donkerte draagt een mes.
En de donkerte stuwt vehikels door haar
aders van abuis, de spektakelgodin takelt
spek in haar zwarte gat.
Jij, stad, bent de mijne.

Of toen we op je braken met een kind en
het kind had geen armen of benen, geen
buik, geen borst; was enkel hoofd, een
babbelende bal – en wij maar scoren.
Jij, stad, bent de mijne.

En ja, de bussen rijden op tijd, en ja:
aan dichters heb ik schijt, die maken alles
mooier
dan het is (en noemen het dan troost).
Jij, stad, bent de mijne.

Of we legen ons glas, doen een plas.
We tekenen een straat of schrappen hem.
Jij, stad, bent de mijne.

Of in de maneschijn, de maneschijn een
muur, een stift.
Jij, stad, bent de mijne.